456
fig. 3) de bestemming provoosten op, waarvoor ze dus waarschijnlijk ge
bruikt werden toen liij aan boord kwam. Het is intusschen moeilijk aan
te nomen, dat twee ruime provoostlokalen aan boord van het zieken
transportschip noodig zouden geweest zijn.
De ventilatiemiddelen worden door den schrijver, zooverre hem dit
mogelijk is, nauwkeurig beschreven. De bedoeling van de vraagteekens
achter de woorden op blz. 184: „Een groot luikgat, doorsnede 6 M2",
is niet recht duidelijk, wijl op blz. 188, regel 8 en 7 v. o. gezegd wordt,
dat de buitenlucht door dat luik vrijen toegang had. Yan de do<y mij
hierboven beschreven mechanische ventilatiemiddelen, het z. g. exhaustcr-
systeem, heeft de schr. geen goed denkbeeld gehad. Hieruit laat zich
dan ook verklaren hoewel m. i. voor den geneesheer niet te verant
woorden dat, zooals de schr. zelf zegt, de stoomventilators (lees ex
hausters) slechts zelden in werking werden gebracht. "Wanneer de stoom-
doppen aanhoudend defect wareD, en dus te zwak van constructie (wat
zeer wel mogelijk is, daar voor de vervaardiging van die doppen geene
gegevens voorhanden waren), dan had van dit gebrek aan de bevoegde
autoriteit moeten worden gerapporteerd. Het vele geraas, dat de exhaus
ters veroorzaakten, is eene overdreven voorstelling; men bedenke, dat ze
werkten nevens eene stoommachine van 180 paardenkracht, en het euvel,
dat wat van den gecondenseerden stoom in de ziekenzalen kwam, ware
gemakkelijk te verhelpen geweest door eene balie onder de exhausters te
plaatsen of een ijzeren emmer daaraan te hangen.
Opheldering verdient het ook, waarom de poortwindvangers slechts
gedurende 19 dagen (volgens de tabellen de 19 laatste dagen van des
schrijvers verblijf aan boord) werden uitgezet, Hadden deze windvangers
op de temperatuurverlaging al weinig invloed (bl. 188), voor de lucht
zuivering moeten ze toch belangrijk hebben medegeliolpen. Wanneer
Dr. S. zich eene enkele maal voor zulk een toegerust patrijspoortje had
geplaatst, dan zou hem zulks geen geheim gebleven zijn. De conclusion,
waartoe de schrijver komt, door eene vergelijking van zijne temperatuur-
waarnemingen, zijn niet evenredig aan de daaraan bestede moeite. Met
hetgeen tabel I bewijst, erkent hij zelf, niets nieuws te constateerenom
tot de slotsom te geraken, die een overzicht van tabel II hem aan de
hand doet, n. 1. dat zaal III de beste, zaal I de minst goede zieken
zaal was, is een enkele blik op de teekeningen voldoende. Had Dr.
Snethlage nu aangetoond, dat de temperatuur in zaal I nadeelig was voor
de daarin verpleegde zieken, dan waren ten minste spijkers met koppen
geslagen; doch liij verklaart alleen, dat de zaal I minder doelmatig als