462 tijd veranderd en, zooals hier later zal blijken, ware eene verandering in de opleiding met zeer weinig vermeerdering van kosten te ver krijgen geweest. Had men vóór de Atjehsche expeditie reeds daar aan gedacht, dan zou men toen al goed kader hebben gehaden dit zou waarlijk bij die expeditie niet bedorven, doch zelfs in waarde toegenomen zijn. Tevens had men dan de werking van die verbe tering der kadervorming kunnen nagaan. Wat is evenwel geschied Toen in 1875 en 1876 een groot aantal onderofficieren en korpo raals ontbrak, en uit Nederland zoo goed als niets te wachten was, stelde men hier vele korporaals en fuseliers tot een koogeren graad aan, zonder een examen van hen te vorderen, en men was tevreden als zij maar konden exerceeren; op lezen en schrijven zelfs werd weinig gelet. ITet gevolg hiervan was, dat de mees ten hunner in het geheel geene moeite deden om de vereischte kundigheden te verwervenzij verklaarden dan ook ronduitdat die wijze van bevordering maken wel zeer zeker de gemakkelijkste was. Thans nog kan men velen van hen zien rondloopenmet de mees ten kan men niets uitvoeren, en het resultaat hiervan is meermalen, dat zij wegens aanhoudende bemerkingen hunne terugstelling aan vragen en bij deze bevorderiug dikwijls niets anders hebben gewon nen dan een groot strafregister en tevens hunne overigens goede eigenschappen van soldaat verloren hebben. Nu zal men mogelijk vragen of dan in al dien tijd de gelegenheid ontbroken heeft om hen behoorlijk te oefenen. Laten wij evenwel bedenken hoe de dienst tegenwoordig op het kader drukt, zoodat er weinig mag worden gerekend op ambitie, om zich veel met leerboeken bezig te houden. Zooals het kader echter nu iskan het niet blijvenen is het hoog noodig, dat alle middelen in het werk gesteld worden, die verbetering kunnen aanbrengen. Wanneer het kader niet goed is, kan men zeker zijn, nimmer een behoorlijk geoefenden en deugd- zamen troep te verkrijgen. ooral bij het Indische Leger is deze waarheid van toepassing. Door de menigvuldige landaarden hier vereenigd, is het veel moeilijker om de krijgstucht te hand haven en de mindere militairen te leiden dan ergens elders. Zeer dikwijls zal men bemerken, dat van verscheidene fouten, in de kompagnie door manschappen begaanhet kader de aanleidende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 465