464
voor de opleiding van kader aan te wijzen, docli liet vraagstuk der kader
vorming was toen, pecuniae causa, als bijzaak beschouwd geworden,
zoodat de Generaal Kroesen wel met de riemen moest roeiendie bij
had. Maar juist liet opheffen van die Kaderschool door den Generaal
Whittonzonder er iets anders voor in de plaats te vragenhetgeen
toenmet het oog op de tijdsomstandigheden en den zooveel beteren
staat onzer finantiën gemakkelijker dan tegenwoordig door het Opper
bestuur toegestaan ware gewordenis de oorzaak geweest van het
groote gebrekdat later ontstaan iswaardoor men tot allerlei buitenissi
ge maatregelen zij tie toevlucht heeft moeten nemen om kader te
verkrijgen. Yooral met het oog op het Inlandsche kader zou de
Kaderschool een groot voordeel geweest zijn; want hoe -weinigen hunner
zijn er nu, die kunnen lezen en schrijven; en daardoor ziet men telkens
Inlands.ck kader voor' den dag komen, dat niet in staat is om de
dienst voor hunne Europeesche gelijken waar te nemen, hetgeen toch
wel een vereisclite mag zijn. Zijn de Inlanders eenmaal sergeant,
dan hebben zij hun baton de maréchal in handen en doen weinig-
moeite meer om iets te leeren, ja zelfs niet 0111 het geleerde te
onderhouden.
Zoo als men uit het voorgaande reeds bemerkt heeft, zou ik
weder eene Kaderschool willen zien opgerichtdoch thansnu
we sedert vier dépotbataillons hebben, op eene andere wijze dan in
1871. Ik geloof, dat de beste wijze zoude zijn 0111 bij elk clépót-
bataillon eene kaderschool te hebben, te meer daar die bataillons
toch nimmer te velde trekken, en ook de opleiding der rekruten daar
plaats heeft. Voor de korpsen Infanterie in de buitenbezittingen
zou de gewone wijze van kadervorming kunnen blijven bestaan, voor
zooverre dit nog noodig mocht blijven; doch men zij dan vooral
streng met het afnemen van examens.
Bij de Kaderschool zou men de noodige luitenants en adjudanten
onderofficier moeten detacheerendie zoowel practisch als theoretisch
daarvoor alleszins geschikt zijn. Een kapitein van het dépötbataillon
zou het toezicht hebbenmet den titel van directeuren als zoodanig
verantwoordelijk zijn aan den konnnandant van dat korps. Onderof
ficieren en minderen van andere bataillons zouden op de school ge
plaatst kunnen worden, doch niet buiten het militair kommandement