498 Zoo als wij boven aangaven, wenschen wij de deelneming aan liet fonds geheel vrijwillig te doen zijn; eenmaal toegetreden, behoort men zich aan de statuten te onderwerpenen nu zouden wij het wenscheljjk achten, dat deze de genoemde bepaling bevatte. Een of ficier die toetreedtis dus verplichtzichovereenkomstig den rang, dien hij bekleedt, te verzekeren voor het bovengenoemde bedrag. Bij bevordering tot hoogere rangen gaat de verhoogde verzekering te vens in. Wij bepalen hier echter slechts het minimum; eenieder toch heeft het recht, zich voor een hooger bedrag te verzekeren, en niets belet een 2° Luitenant, zijne weduwe een pensioen van b. v. f 2000 te verzekeren, mits hij slechts in staat en genegen is, de zoo veel hoogere, in dit geval dus dubbele premie te betalen; dan wel een vader om ieder zijner kinderen b. v. f 300 of meer te ver zekeren, indien hij slechts meer betaalt. Ter verduidelijking van ons denkbeeld laten wij weder een paar voorbeelden volgen. Een officier, 30 jaar oudhuwt eene vrouw van 23 jaar en wordt lid van het fonds. Hij oordeelt het nu voor zich voldoende om zijne weduwe voor het minimum te verzekeren. Hij betaalt dan f 300 's jaars. Op 40 jarigen leeftijd wordt hij bevorderd tot majoor. Hij moet zich nu voor f 500 meer verzekeren, doch betaalt nu niet eenvoudig f 150 méér dan vroegermaar zijne te betalen bijdrage wordt volgens het tarief berekend voor een persoon van 40 jaar, gehuwd met eene vrouw van 33 jaar, een voor een pensioensbedrag van/500. Wan neer wij daarbij dezelfde berekening volgen als vroeger, met inacht neming van de correctie der netto-premie voor administratiekosten en mindere betaling na pensioneeringdan zal het bedrag der verschul digde bijdrage ongeveer f 240 's jaars zijn. Hij betaalt dus van af zijne bevordering tot hoofdofficier tot aan zijne pensioneering als zoodanig, in welken rang ook, f 540 'sjaars en na de pensioneering f 180. Een ander officier, onder geheel dezelfde omstandigheden verkeerendeneemt echter het besluitzich van den beginne af voor f 1500 te verzekeren. Deze betaalt dan tot aan zijne pensioneering als hoofdofficier 450 's jaars en na dat tijdstip slechts ƒ150. Hen zij indachtig, dat deze cijfers slechts dienen om onze gedachte nader te bepalenvolgens onze globale berekeningen zullen zij echter niet veel met de werkelijkheid verschillen. Een ieder, die weet welke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 501