503 - op een lid tot hoofd- of opper officier bevorderd, en eindelijk van den rang, waarin en den datum, waarop een lid gepensioneerd wordt. Tevens zou bij die bepalingen ook voorzien moeten worden in het geval van niet toetreden van gehuwde officieren tot bet nieuwe fonds. Voor dezen zou bepaald moeten wordendat zij recht bielden op een deel van bet pensioen voor hunne weduwen en weezenevenredig met het geen zij tot ultimo 1881 zullen hebben bijgedragen en met hetgeen gemiddeld per hoofd en per 1000 in de laatste jaren was bijgedragen, dat 2221 bedraagt. B. v. een gepensioneerd luitenant-kolonel wenscht geen deelgenoot te worden van het nieuwe fonds. Uit eene ten zijnen behoeve gemaakte berekening blijkt nu, dat hij ƒ2700 gedurende zijn diensttijdenz. heeft bijgedragendan behoudt zijne weduwe recht op haar pensioenhad hij daarentegen slechts 24-13 bijgedragendan zou haar pensioen slechts bedragen ƒ1100. Aroor actieve officieren geldt dezelfde regeldoordien deze echter in den regel nog niet het gemiddelde bedrag per hóófd zullen hebben bijgedragen, zal hun niet toetreden eene evenredige reductie van het pensioen hunner weduwen en weezen ton ge volge hebben. Deze weduwen- en weezenpensioenen komen ook ten laste van het nieuwe fonds. Al deze zaken worden door de genoemde commis sie geregeld vóór 1 Januari 1881 en van af dien datum treedt het fonds in werking volgens de in het reglement aangegeven bepalingen. Eene meer gedetailleerde ontwikkeling onzer denkbeelden komt ons voor het oogenblik niet noodig voor. Wij hopen bij onze lezers de overtuiging gevestigd te hebben, dat het door ons behandelde onder werp van groot belang is en aller aandacht verdient. Het door ons voor- loopig voorgestelde doel zullen wij. dan ook volkomen bereikt achten, wanneer door deze regels de aandacht op de zaak gevestigd isin de eerste plaats de aandacht der mac/i<hebbenden, wien het gegeven isin deze aangelegenheid te adviseeren dan wel te beslissendoch ook de aandacht der èeZaw/hebbendendie ik hoop overtuigd, te hebben van het onbillijke om onze ongehuwde kameraden ten behoeve van ouze weduwen en onze weezen te doen bijdragen, alsmede van de noodzakelijkheid om dien toestand zoo spoedig mogelijk te doen ophouden. September1879. David. {Zie ommezijde.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 506