526"— eenig militair voorkomen, in den graad van korporaal der Infanterie bij het leger in te deelen. Yele jongelingen toch vertrekken naar een der korpsen als fuselierterwijl ze dadelijk met goed gevolg het examen voor den graad van korporaal, ja zelfs enkelen voor sergeantkunnen afleggen, en moeten toch lang op de korporaals- streep wachten of werden haar nog niet meester. Zij kunnen ge woonlijk bij hunne aankomst in het leger niet meer met die zorg worden gadegeslagen als aan de Pupillenschoolzij gaan verloren onder de massa en bezitten geene vrijmoedigheid genoeg om zich, vooral bij het tegenwoordig gehalte der Europeesche fuseliers, op den voor grond te stellen. Eene. goede eigenschap der Inlandsche kinderen is zeker bescheidenheid. De weinige voorspoed in het begin doet spoe dig hunne ambitie verminderen, en alle verwachting en ijver, waar mede zij bij het korps kwamen, maken plaats voor mismoedigheid en onverschilligheid. Door de jongelieden, die zulks volgens vorengenoemde eischen ten volle verdienen, al dadelijk een graad te geven, zullen zij met een zeker gevoel van eigenwaarde bij de bataillons Infanterie aankomen. De zucht tot bevordering zal hen tot ijver en plichts betrachting aanhouden, en het leger kan veel dienst hebben van zulk ambitieus, jong kader. Op de pupillen te Gombong zal dit eveneens een merkbaar gunstigen invloed uitoefenenzij zullen meer hun best doen, en allen door ijverig leeren en goed gedrag de korporaalsche vron trachten te verwerven. Degenen, welke voor eene dusdanige gunstige bepaling niet mogen in aanmerking komen, verdeele men (uitgezonderd de muziekanten, opnemers en teekenaars) alleen over de 4 depótbataillons. Daar vereenige men ze tot eene soort van schoolpelotondoor welke gedeeltelijke afzondering zij niet zoo di.eet met de overige soldaten behoeven om te gaan en zich van hunne ondeug den kunnen onthouden; want van velen kan men nu zeggen: vroeg wijs, vroeg zot, vroegrijp, vroeg rot. Onder speciaal toezicht van een daarvoor geschikten luitenant worde alsdan hunne eerste militaire op leiding voltooid, en trachte men hen, zooveel mogelijk, in alle op zichten flink geschikt te maken voor korporaal. Zijdie na eene eenjarige proef ongeschikt blijkendeele men in als fuseliertamboer of hoornblazer, en de bekwame sujetten als korporaal bij de verschil lende korpsen van het leger. En zoo zal dan het pupillenkorps

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 529