529
wordende kampong te ontruimen, moet worden veroordeeld? Reeds in
1876, in de brochure: „Atjch gedurende de tweede expeditie en later,"
werd immers gezegd: dat in het vuur van den strijdde noodzakelijk
heid om den vijand te dwingeneene door liem verdedigde kampong te
verlatenhet in brand steken gebiedend kan vorderenDergelijk branden,
plaats hebbende gedurende een gevechtniet aangeknoopt met het eenige
doel, te kunnen branden, zal geen theoreticus afkeuren; en op die wijze
namelijk, omdat de noodzakelijkheid zulks gebiedend vorderdewerd gebrand
op den 29 Januari 1874. Maar afkeuringswaardig is het branden na
de bevochten zegepraalhet in brand steken van woningen en have als
straf voor het ondervonden verzet. Daardoor 't is door tal van voorbeelden
gestaafd worden geene voordeelen verkregen. Acht de vijand het noodig,
hij vestigt zichtrots de vernielde woningentoch weder in de door de
onzen veroverde en weder verlaten stelling. Eu wat betreft don alge-
meenen gang des oorlogsde invloed is geen of ongunstig. De geachte
steller der noot in het Militair Tijdschrift zegt, dat het ten onderbren
gen van een land als Atjeh zonder branden onmogelijk is, althans jaren
langer zou durendat wil zeggen tientallen millioenen guldens meer zou
kosten. Met branden, ook na den strijd, heeft de oorlog vijf jaren geduurd
en zoo vele millioenen gekostdat leeningen en verhoogde belastingen
er het gevolg van zijn. Gelooft hij, dat zonder branden, anders dan ge
durende den strijd, en het innemen eener geconcentreerde stelling door
eene daaraan geëvenredigde machtgesteld zelfsdat de oorlog even lang
of nog langer geduurd had, zoo vele millioenen zouden zijn verslonden,
dat men tot leeningen en verhoogde belastingen zijne toevlucht zou hebben
moeten nemen? Gelooft hij, dat, op die wijze gevoerd, de oorlog even
veel menschenlevens zou gekost hebbenals later het geval was
Reeds in het 2° halfjaar van 1874 werd door het verbranden der
huizen en huisjes, die in ons bereik kwamen, met het in praktijk brengen
der afschriktheorie een aanvang gemaakt. Gedurende het jaar 1875
werd daarmede voortgegaan, telkens wanneer de gelegenheid zich aan
bood. Dat er voordeelen door werden verkregenis nooit gebleken. Pel
spaarde op den moeitevollen tocht, welks slot den braven bevelhebber
aan Vaderland en Koning ontrukte, het grootste deel der IV en VI moe-
kims, en juist daar vindt men tegenwoordig eene welvarende en ons
niet vijandige bevolking. Waar lijj op andere plaatsen meende tc moe
ten laten branden, bleek niet, dat juist door dat middel neiging tot on
derwerping werd geboren. Werd deze verkregen, dan was 't alleen
daar, waar de bevolking volkomen in onze macht was, dus uit vrees