530 voor onze kogels en bajonetten. Na het overlijden van Pelin 1876, werden de IX moekims in eene woestenij herschapen. Toch keerde de met massa's verdreven bevolking niet anders dan met kleine troepjes, die re kenden door ons te zullen worden onderhouden, in 't verlaten gebied terug. 't Meerendeel bleef echter weg, al dreigden honger en ellende met liuune vreeselijke gevolgen. In 't laatst van 1876, onder Wiggers van Kerchem, sloegen de vlammen al weder op, nu in de XXII en XXVI moekims. Die sagi's zagen dus nogmaals, wat bij voortdurend verzet haar lot zou zijn. Werden zij daardoor afgeschrikt? Ook onder Diemont werd gebrand, en de ze gevierend begonnen tocht eindigde op den 31 Januari 1877 met eene nederlaag. Juni 1878 breekt vervolgens aan, en Habïb Abcloel Rachman valt in het geannexeerde gebied. Ons prestige eischt handelen. De XXII moekims worden in het laatst van Juli 1878 binnengetrokken. Weinige dagen later wordt van Atjeh geschreven, dat reeds meer ver brand is dan gedurende den geheelen oorlog. Toch volgde geene andere onderwerping dan diewelke hare oorzaak vond in de onmogelijk heid om onze dappere krijgers, meesters van het terrein, met eenige kans van slagen, weerstand te bieden. Na Augustus 1878 wordt her haalde malen uitgerukt en getuchtigd. Toch moet in Maart 1879 nog maals binnen de XXII moekims worden gedrongen, en laten deze bijna overal woningen en have vernielen, instede van die ramp te voorkomen, door tijdige onderwerping. Bijna gedurende de geheele maand April en het begin van Mei wordt gevochten, meermalen in kampongs, pas in de asch gelegd. Iloog stijgen de vlammen op. Dat zien de XXVI moekims. Bovendien ivordt ook nog op haar gebied getuchtigd. Besloten zij, uit vrees voor eene niet te vermijden toekomst, het hoofd in den schoot te leggen? Neen, en tocli 't is door hare latere houding- gestaafd begrepen zij zeer goed, wat eerstdaags haar lot zou zijn. Blijkbaar was 't onzen tegenstanders op den 1 Juli 1879 niet onbekend, dat zij, van drie zijden bedreigd door kolonnesniet verstoken van onderlinge gemeenschap, en te doen hebbende met een overmachtigen vijand, die door de inlichtingen van Habib, de mededeelingen van andere hoofden, en het van hooge punten gadeslaan der te veroveren streek, geheel bekend was met het terrein, niet meer aan een ernstig verzet konden denken. Voerde die wetenschap tot onderwerping en daarme de tot liet behouden van woningen en goed Volstrekt -niet. De be woners der XXVI moekims namen weldra de vlucht, lieten huizen en levensvoorraad in den steek èn onderwierpen zich niet. De XXVI moe-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 533