531 kims vielen in onze handen, niet ten gevolge van vrees voor branden en vernielen, maar wel door liet beleid des bevelhebbers, de volhar ding onzer soldatende meerderheid onzer wapensde zwakheid van den vijand. Acht dagen zijn daarmede verloopen. Toen worden zachtere maatregelen gelast, en niet lang daarna zijn Lamtoba en Selimoen in onze macht. Uit vrees voor brandstichting Zeker niet.Het verledene staaft het tegendeel. 't Was uit onmacht om langer vol te houden tegen soldaten, die geleerd hadden, overal te komen. Wat anders dan onderwerping bleef over, toen geen uitweg moer openstond? En al ware het, dat, toen Lamtoba en Selimoen hulpeloos tegen ons overstonden, vrees voor tuchtiging eenigen invloed heeft uitgeoefenddan nog zouden wij zeggen, treurig resultaat, heinde en ver den bi andfakkel te hebben moeten zwaaien, om een hoekje van het vijandelijk land, buitendien geheel in onze macht, en niet bewoond door onze bitterste vijanden, te bewegen, iets spoediger de wapenen nêer te leggen. Wat zou de Nederlandsehe natie zeggen van den vijand, die, na Nederland uit het zuiden te zijn binnen gedrongen, en wellicht in een gedeelte van Limburg of Noord-Braband vriendschappelijk te zijn ontvangen, het noodig achtte, om overal de afschriktheorie in praktijk te brengen, om wanneer het laatste arrondissement van Groningen zich zonder vernieling of verwoesting onderwierp, daarin een motief te vinden, om te wijzen op de gunstige uitkomsten der vernielingstheorie Want, wij vragen het in gemoedeheeft het branden en verwoesten iets anders uitgewerkt dan het scheppen eener door ziekte en ellende achteruitgegane bevolking, die de geleden verliezen in geene jaren zal te boven komenen waar schijnlijk nog langen tijd hulp zal behoeven, instede van bijdragen te leveren teil behoeve van den staat? Wat in Atjeh in ons bezit is, werd verkregen door niet op te zien tegen het uitgeven van schatten, zelfs boven onze krachten, door het opofferen van duizenden menschenlevens, door gestadigen aanvoer van soldaten en werkkrachten, door de dapperheid en de volharding onzer krijgers. Daar, waar gebrand werd, geschiedde dit in verreweg de meeste gevallen niet tijdens, maar na den strijd. De voordeelen van dat branden de geschiedenis van den Atjehschen oorlog is daar om het bewijs te leveren waren luttelde nadeelen vele. Zoo ergens, dan is in Atjeh geblekenhoe deerlijk zij zich vergisten, die Uit wraak over het schipbreuk lijden zijner plannen door den ingevallen dooi, verbrandde Luxembourg in 1672 vele rijke dorpen en doodde honderden ongelukkige boeren. Viel de Republiek?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 534