534 hij vernam, dat die ondersteuning niet had plaats gehad weder meende, dat de troep, die thans in gevecht was, op zijne beurt ondersteuning noodig had? Behoeft daarbij aan cenig ander doel gedacht te worden dan aan ondersteunen of degageerennu van den laatst uitgezonden troep Wordt het bestaan der patrouilleerorder in het werk. „De waarheid, enz." ontkend? Is daar van iets anders sprake dan van het ontkennen eener instructie, die iederen patrouillekommandant machtigen zou binnen zekere limiet eigener gezag handelend op te treden en gevechten aan te gaandie met zijne bedoelingen (die van den opperbevelhebber) om welke reden dan ook, zouden kunnen strijden? Zou het ontkennen der patrouilleerorder geene dwaasheid zijn, na dat do inhoud door den opperbevelhebber in zijn journaal van den 7 April 1874, dus vóór het gevecht van 16 April, was neergeschreven, en door de Regeering als volgt is gepubliceerd: „Aan den kommandant van Kolta Radja werd last gegeven om dagelijks patrouilles uit te zenden, vooral langs de Zuider en Ooster facen. Yan Pakan-Atjeh en van de Taman Kotta Petjoetmoeten die patrouilles op hetzelfde uur vertrekkenvan de eerste naar de Tamanvan de tweede naar Pakan-Atjeh. Zoodoende zullen zo elkander kruissen en in elkanders nabijheid zijn, wanneer onverhoopt de eene of andere hulp behoeft. Langzamerhand kunnen die patrouilles wat verder uitge strekt worden tot 1500 a 2000 passen van don hoofdwal?" Trekt het niet de aandacht, dat in het medegedeelde extract-journaal noch van het beangst maken van den vijand om Kotta Radja op korten afstand te naderen, noch van het zuiveren van het terrein zelf tot op 1500 a 2000 passen afstands van den hoofdwal wordt gesproken? Wordt in het extract-journaal van den 16 April 1874 van iets anders gesproken dan van „eene der patrouilles, die dagelijks Zuidwaarts van den kraton het terrein moesten onderzoeken?" Wordt in het „Koloniaal Verslag" van 1874daar, waar wordt gesproken over het doel der patrouilles langs de O. en Z. zijde van den kraton iets meer gelezen dan „dat de opperbevelhebber in den aanvang van April last gaf, dat uit den kraton eiken morgen twee kleine patrouilles het terrein ten Zuiden en Oosten dier sterkte zouden onderzoeken", waarop volgt: „Den 7 April rukten deze patrouilles het eerst uit en eiken morgen trachten zijovereenkomstig de instructiën uit het hoofdkwartier, het terrein op grooter afstand van Kotta Radja te verkennen Vloeit uit de woorden„den vijand beangst moeten maken om Kotta

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 537