536 van 1000 meters =1600 Indische passen, Zuid Oostwaarts van den kraton Liep in April 1874 geen voetpad van do kromming der rivier tegenover Panteh-Perak door het terrein ton Noorden van den kraton, langs den rand van het moerassige terrein ten Oosten en Zuiden van den kraton naar Kotta Petjoet, en leidde een tak van dat pad, namelijk het verlengde van liet gedeelte, dat langs den Oostelijken moerasrand liep, niet eerst over een afstand van 240 meters, met eeno kleine Oostelijke afwijking, Zuidwaarts, om zich vervolgens Oostelijk om te buigen en in die richting weder 240 meters door te loopen tot dicht bij een riviertje, dat Zuidwaarts leidt door de kampong Penjarat enmag men do kaart van 1 Januari 1879 gelooven, in de kampong Lamtoe zijn oorsprong heeft? Mag niet voulon aangenomen, dat de van Kotta Radja komende patrouille do verlenging van dat voetpad is ingeslagen? Hoe komt het, dat wanneer op 477 meters van den kraton een versterkte kampongrand lag, ecno patrouille den 15 April 1200 meters 1920 passen ver heeft kunnen gaanalvorens eene versterking aan te treffen Yolgt uit de mededeeling m het Militair Tijdschrift, dat Lampoe-oek 477 meters van don kraton ligt dat ook de benting, waarvoor op den 16 April het hoofd werd gestooten, op dien afstand lag? Is de geachte schrijver in het Militair Tijdschrift niet in eene gelijke dwaling vervallen als de schrijver van „Onze vestiging te Atjeh die den op den 31 December 1875 door ons bezetten post in Lam poe-oek, volgens de kaart van 1875 juist 477 meters van den hoofdwal des kratons gelegen, verwart met de versterking van den 16 April 1874 Sprak Pel onwaarheid, toen hij in zijn journaal van den 16 Januari 1875 meldde: „De Zuidwaarts van Lampoe-oek gelegen versterking, waarvoor op den 16"' April onze troepen het hoofd gestooten hebbenwerd door lithofracteur vernield Zoo neen, is dan een blik op de kaart niet voldoende om te doen zien, dat de benting in kwestie veel verder af moet hebben gelegen dan 477 meters en wel minstens 1600 Indische passen? En is er, wan neer men dat nagaat, iets tegenstrijdigs in het voorschrift der patrouil leerorder, dat de patrouilles zich tot op 1500 a 2000 passen van den hoofdwal konden uitstrekken, en hetgeen in den brief aan den Generaal Knoop gezegd wordt omtrent het bekend zijn van versterkte kampongs? Verder: heeft het gevecht van den 16 April 1874, voor zoo ver de 1 Journaal Pel, 6 Januari 1S76. „Eeno van Lampoe-oelc uitgezonden patrouille zag op circa 600 passen zuidwaarts van die sterkte aan gene zijde van het riviertje eene vijandelijke benting inet vrij hooge borstweringen, welke verlaten scheen en tot bescherming moet gediend hebben van Longbatta aan de westzijde". "Waarschijnlijk was dit de benting, waarvan Pel in zijn journaal van 16 Januari 1S75 gewaagt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 539