- 50
Bataviasche Schutterij, vooral nu eene reorganisatie van dit wapen
bij het leger voor de deur staat, daarop neerkomende, dat het thans
bestaande regiment tot op 300 man verminderd en grootendeels ver
vangen zal worden door een korps bereden Inlandsehe politie-diena
ren^ van wier medewerking in tijd van oorlog men zich de beste
diensten voorstelt. Wie ooit_ een oppasser met een stuk vleesch
rechts en een tros pisang links, te paard heeft zien voorthobbelen,
kan zich een denkbeeld maken van het effect van zulke politie-ka-
vallerie. De reorganisateuf heeft niet bedacht, dat men te Batavia,
Soerabaja, Makassar, in Atjeh en op Midden-Java kavallerie noodig
heeft, dus 60 paarden in elk dier garnizoenen? 't Is niet mogelijk,
bij eene eventueele vijandelijke landing of een opstand, die ruiterij
uit al die garnizoenen spoedig te concentreeren. Verspreiding van
die bereden politiedienaren in kleine detachementen van 10 a 15 man
over geheel Java, onder kommando van onderofficieren, die zulk een
„baantje" als eene sinecure beschouwen, is het beste middel om alle
krijgstucht te doen verdwijnen (vooral wanneer de ruiters eene zoo
genaamde militaire kampong mogen betrekken) en de paarden door
gebrek aan zorg te abiineeren. Wat zou zich een resident om de
oefeningen van zulk een detachement bekommeren, wanneer het niet
gold zijn rijtuig te begeleiden? De toestand der onder burgerlijk
bestuur geplaatste schutterij, pradjoerits en politie is het beste ant
woord hierop. Om op eenigen vijand te chargeeren zullen die men-
schen volstrekt onbruikbaar zijn, en van hun talent om te verkennen
en juiste rapporten te geven, iets waarin de kavallerie in Europa
in het bijzonder geoefend wordt, hebben we, denkende aan het In
landsehe „barangkali ada, barangkali tida" of „korang priksa", geen
hoogen dunk. Maar die reorganisatie heeft het voordeel, zuinig,
(dus volmaakt?) te zijn, en daarom vreezen we, dat ze veel kans
heeft, aangenomen te worden. Onder die omstandigheden ware
eene goede schutterij-kavallerie zeer wenschelijk. Ze is toch voor
personen van den gegoeden stand een middel om op de aangenaam
ste wijze te dienen, en zijn het juist die menschen, de bezitters,
op wie men bij opstand het meest staat kan maken. Maar wie zal
nu nog kavallerist willen zijn, wanneer voor elk paard belasting
moet worden betaald We zouden niets liever zien dan de wederop-