54 gen: liet hangt er slechts van af op welke wijze uien te werk gaat. Het gebeurde met de expeditionaire afdeeling pleitte gewis niet voor het beginsel om op groote schaal georganiseerde korpsen naar Indië te zenden; sedert het jaar 1829 werd die maatregel dan ook vrij algemeen veroordeeld, en men is er, vooral in Indië, nog altijd zeer tegen ingenomen. Bekwame mannen, specialiteiten, zooals CocliiusVan der Wijck, De Vay- nes van Brakell en anderenhebben er krachtig hunne stem tegen verheven, en ook gij, Monitorvereenigt u geheel met hun gevoelen. Ik zal dienaangaande alleen aanstippen, dat de mislukte proef van 1827 niet voor een afdoend bewijs mag gelden; er is alleen zonneklaar uit ge bleken, dat men toen verkeerd heeft gehandeld. Wanneer men zich de opgedane ondervinding ten nutte maakt, dan kan nu echter zeer goed geluk ken wat 50 jaren geleden tot groote teleurstelling aanleiding moest geven. De spoedig geslaagde oprichting van het bataillon jagers van Yermeulen Krieger, in 1829, bewees op nieuw, dat er voor zulk een korps altijd vele vrijwilligers te krijgen zullen zijn, vooral wanneer het door een flinken, populairen chef wordt aangevoerd. Het bataillon van Krieger kon wel is waarna aankomst in Indiëgeen deel meer nemen aan den Java-oorlog, die juist geëindigd was, maar het zou daartoe toch stellig dadelijk in staat zijn geweest. Ook werd het weldra, zooals gij terecht aanmerkt, een sieraad van het Indische leger, terwijl het zich in den geduchten oorlog op Sumatra tegen de Padris, op de meest schitterende wijze onderscheidde. Dat het uitzenden van een georganiseerd korps dus wel degelijk practiscli uitvoerbaar is en groot nut kan stichten mits het oordeelkundig geschiede werd bij deze gelegenheid duidelijk aangetoond. Hetzelfde kan men zeggen van de bekende jagers van Cleerensdie in 1835 naar Indië vertrokken en daar goede diensten bewezen. Men moet bij dergelijke ondernemingen meer letten op het doel, dat men beoogt, dan op de bezwaren, waarmede men te kampen of de offers, die men te brengen zal hebben; wanneer dus de nood dringt, dan late men zich niet weerhouden door de vrees voor groote verliezendie bij elke expeditie in een tropisch land, zelfs al wordt er niet veel gevochten, onvermijdelijk zijn. De hoofdzaak is, dat men van den beginne af steeds krachtig tegen den vijand kan optreden, waardoor het dikwijls mogelijk wordt, den oorlog in korten tijd tot eene beslissing te brengen. Gij zegt, Monitordat er in 1848, na ons echec op Bali, veel geest drift in Nederland heerschte om dienst te nemen voor het Indische leger: het handgeld bedroeg toen slechts f 10, en toch boden zich honderden vrijwilligers aan; onder de ruim 2200 man, die in 1849 op Java aankwa-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 57