57 zij geen bijzonder gunstigen indruk achter. Later evenwel waren zij ruimschoots in de gelegenheid om de noodige geoefendheid, ondervinding en den vereischten samenhang op te doen, zoodat zij een zeer goeden naam verkregen en met de beste troepen van het Indische leger konden wed ijveren. Zij bewezen in Atjeh uitstekende diensten, en het vaderland is hun daarvoor hoogen dank schuldig; dit wordt thans algemeen in Indië erkend, en ook gijMonitorgij tegenstander van expeditionaire Neder- landsehe korpsen, spreekt over hen welverdienden lof uit. De Mariniers verwierven in Atjeh, tijdens het bestuur van den generaal Pel, niet alleen roem en eer, maar ook de sympathie, die men hun vroeger had onthouden. Wanneer er in stede van een of twee, meer compagniën van dat korps naar het oorlog'stooneel waren gezonden, dan lijdt het geen twijfel of men had er flinke, zelfstandige bataillons van kunnen formeeren. Nu vraag ik: waarom zou eene brigade goed geoefende Nederlandsche vrijwilligers in Indië niet even bruikbaar te maken zijn en even populair kunnen worden als dit met de Mariniers in 1874 1876 het geval is geweest. Wat deze op kleine schaal verricht hebben, is zeer goed in ruimeren zin tot stand te brengen, als men slechts met oordeel te werk gaat en zorg draagt, de belangen van anderen niet te schaden. Ten einde niet te uitvoerig te wordenzal ik uwe beschouwingen omtrent de wordingsgeschiedenis van de Indische brigade niet in bijzonderheden volgen. Ik constateer echter, dat in Mei 1873 de Minister van Kolo niën Fransen van de Putte aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal het plan voorlegde tot oprichting vau een korpsvdat geschikt en steeds gereed was om wanneer noodig naar de. koloniën te worden gezondentot aanvulling of tijdelijke versterking van onze strijdkrachten aldaar. De noodzakelijkheid, over een dergelijk korps te kunnen beschikken, wordt in deze bijzondere tijdsomstandigheden zoo levendig gevoeld, dat zij inderdaad geen betoog schijnt te behoeven". Met deze woorden drukte de minister zich uit in zijne memorie van toelichting. Het is goed, dit gezegde in herinnering te houden, want er kunnen zich in Indië gebeur tenissen voordoendie ons in oneindig moeilijker toestand brengen dan in 1873 en die het eenmaal wellicht ten zeerste zullen doen betreuren, dat men niet bjj tijds de noodige voorzorgsmaatregelen heeft genomen. Met groote meerderheid werd het wetsontwerp tot oprichting eener Indische brigade in de beide Kamers aangenomende volksvertegenwoor diging was overtuigd, dat zij een nuttig, ja een noodzakelijk werk had verricht, waardoor we in tijden van nood uit groote ongelegenheid konden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 60