72 meerendeel vreemdelingen zijn en blijven in de taal- en letterkunde, de zeden en gewoonten der volken, waaronder zij de beste jaren huns levens doorbrengen. Hoe zonderling dat feit ook schijnen moge, onverklaarbaar is 't niet. Wegens buiten mijn bestek liggende oorzaken, blijft de Europeeschc bevolking in het algemeen eene vlottende, waarvan slechts een klein gedeelte zich in Indië werkelijk t'liuis gevoelt; terwijl de staatsdie naren in het bijzonder aan vele, niet altijd stelselmatige, verplaat singen zijn onderworpen. Ten gevolge van deze weinige maatschap pelijke vastheid, kan men de meeste Indo- Europeanen beschouwen als ballingen, door de fortuin veroordeeld om een zeker aantal jaren hier door te brengen tot bereiking van hun doel. Dat de lust tot geen rechtstreeksch voordeel afwerpende studie hierdoor niet aan gewakkerd en dikwijls zelfs tegengewerkt wordt, ligt voor de hand. Komt hierbij nog, zooals veeltijds in gouvernements dienst, overla ding met schrijfwerk, dan wordt het zeer begrijpelijk, dat tot gezet te taalstudie, nevens de lust, ook de tijd ontbreekt. In den aanvang van dit opstel schreef ik voorbedachtelijk beschaaf de Europeanen, omdat personen, die buiten Indië den titel van heer afleggen, en zij, die volgens hunne even sierlijke als afdoende ver klaring „niet in de Oost zijn gekomen 0111 apen te vangen" gevoege lijk buiten beschouwing kunnen blijven. Is er iets ongezonds in 't feit, dat de Europeaan in den regel vrij onverschillig wordt bevonden voor de taal der hem omringende Aziaten, hierboven heb ik er reeds op gewezen, dat veel tot verschoo ning van het overigens betreurenswaardig verschijnsel kan worden bijgebracht en op rekening gesteld van de omstandigheden, waaronder men hier leeft. Grooter bevreemding moet het echter wekken (en buiten Indië schier ongeloofelijk klinken), dat zoo vele welopgevoede westerlingen, na jaren lang verblijf in deze streken, zich niet dan hoost gebrekkig hebben leeren uitdrukken in 't argot, koeterwaalsch of de dieventaal, gedeeltelijk door onze voorouders uitgevonden en in zwang gebracht, om zich zoo goed en zoo kwaad als het ging te onderhouden met de meest verschillende inlieemsche bewoners van den archipel. Aan bedoelde lingua franca, dielichtekooi onder de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 75