- 77 bapa hamba, itoelah liarnba kerdjakanDat klinkt reeds minder hoog en blijft zuiver. En daar nu hamba saja en lah, hoezeer gewensöht, niet strikt noodig is, kan men er van maken: „mana pe- san bapa saja itoe saja kerdjakan.'" Ieder Inlander, die iets van Maleisch weet, zal 't laatste verstaan. De geheele kwestie is opgelost door 't gebruik van andere persoonlijke voornaamwoorden. Nimmer zal een naar Indische wijze denkend wezen passieve uit drukkingen actief maken en het onderscheid tusschen djangan en tida, boleh en bisa, bertanja en minta uit het oog verliezen. Kali- liatankating gal ankahoedjanankadatanganzijn grammaticale vor men, die de Inlander steeds bezigt, maar door den westerling gewoon lijk worden verhaspeld tot bisa lihat, kasi tinggaldapat of kena hoe- djan en ketemoe samawelke locuties, voor zoover zij zin hebben, niet precies het denkbeeld weergeven. Voor of por te gebruiken, komt in Indische hersens niet op. Als si Anoe wil zeggen, dat Ali 't tegenwoordig geschikt vindt, er twee vrouwen op na te houden, drukt hij dat uit door: „si Ali sekarang soedah berbini doeaof „bininja doea." Dat hij uit eigen beweging zou gaan bazelen van: „si Ali ada sekarang doea biniis moeilijk aan te nemen. Of er Inlanders zijn, die zoo spreken, is eene andere vraag. Wetende, niet verstaan te worden als zij zich juist uitdrukken, gaan zij dikwijls zonder schroom tot de grootste buitensporigheden over. Zoo hoorde ik niet lang geleden een huisjongen tot zijn baas zeggendia maoe pernik sama sajamaar saja tra tarimasaja bilang sekrobi sama dia!" Maleisch sprekende Europeanen tot het begrip te brengen, dat zij •bezig zijn onzin te klappen, is doorgaans vergeefsehe moeite; steeds hebben zij een pinteren mannelijken bediende of eene geëmancipeer de baboe bij de hand om er triomfantelijk op te wijzen. De men- sclien verstaan alles en vinden 't uitstekend. En niet dienstbare of nog niet lang dienende individuën, die van loutere verbazing staan te gapen over den hun opgedischten onzin, worden ter vereenvou diging van de kwestie voor uilen of voor halve wilden uitgekreten. Wie echter met vrucht taalkundige geschilpunten aan het oordeel van Inlanders wil onderwerpen, moet een onuitputtelijk geduld be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 80