MIJNE REPLIEK AAN 6 7. Wijlen H. J. Lion, de vroegere redacteur van het „Bataviaascb Handelsblad," een man bekend door zijne onafhankelijkheid en kunde, gewaagde in 1859 en 1860 in zeer gunstigen zin van den toenmaligen kommandant van het Indische leger, Generaal J. Yan Swieten. Als tegenhanger der verguizing, die de gewezen opperbevelhebber der 2e Atjeh- sche expeditie jaren achtereen moest ondervinden, nam ik de door den lieer Lion gebezigde woorden in mijne open brieven aan den heer Borel letterlijk over. De zich als 67 iefceiidsfelZetól'schrijver van den „Open brief aan den geachten schrijver van het stuk", opgenomen in de 6e aflevering van het Indisch Militair Tijdschrift, noemt dat eene apothéose. Moge hij met dat woord, even als met zijne, door niets gerechtvaardigde insinuatie} dat mijne brieven voortvloeien uit vriendschap, dus niet uit liefde voor de waarheid, ten einde zoodoende mijne onpartijdigheid in verdenking te brengen, volkomen gelukkig zijn. Wat mij betreft, ik zal mij troosten met de woorden van den Russischen officier, door 67 aangehaald, en die luiden: „Qu'on ne doit jamais se lasser d'être juste et de faire le bien, quelles que soient les deceptions que nous puisse causer l'ingratitude des hommes." Evenmin als door eene insinuatie, had 67 het publiek een minder goeden dunk omtrent mijne brieven moeten trachten in te boezemen, door uit het vele, dat ik tot ontzenuwing der beweringen van den heer Borel heb aangevoerd, twee alinea's te nemen, en deze na verminking nog te doen voorkomen, als van mij afkomstig. Heb ik het recht op te komen tegen eene dergelijke wijze van handelen? Naar ik meen ja. Beleefd neem ik daarom de vrijheid, den redacteur van het Indisch Militair Tijdschrift te verzoeken, mij tot dat doel eenige ruimte in gezegd maandwerk te willen afstaan. Ter wille van (Je onpartijdigheid, voldoet de Redactie gaarne aan het verzoek van den Heer Nielou. Met dit opstel vermeent zij het debat tusschen hem en 67 te mo6ten sluiten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 94