92
Volgens 67, heb ik mij sprekende over de insluiting van den kraton
beroepen op voorbeelden uit den Europeeschen vestingoorlog: Straats
burg, Metz, en Parijs. Is dat waar?
In mijn negenden brief heb ik gezegd„Ik zou nu kunnen wijzen
op Metz, waar gemiddeld 2.5 man, en op Parijs, waar gemiddeld 1.8 man
infanterie op iederen pas lengte der insluitingslinie kwam, terwijl die
strijdkrachten nog tamelijk zwak genoemd worden. In dat geval (ik
onderstreep) zoudt gij mij echter met gkoxd kunnen tegenwerpendat
Europeesche toestanden in Indië niet tot voorbeeld mogen strekken
Beter is het daarom te wijzen op hetgeen gebeurde voor Bondjol waar,
hoewel zonder vrucht, beproefd werd de sterkte door insluiting ten on
der te brengen". Ieder, die dat leest, en daarbij overweegt, dat mijn
achtste brief geheel aan de belegering van Bondjol gewijd is, dat do
aangehaalde woorden onmiddelijk gevolgd worden door oen uitvoerig
verhaal van 't geen voor Bondjol tot voltooiing der insluiting werd beproefd;
dat vervolgens wordt gewezen op de insluitingen van Djati en Moentar
Alam; en dat eindelijk ook nog de versterkingen in den Baudjermasing-
schen oorlog worden ter sprake gebracht, zonder dat ergens in mijne
brieven de namen Parijs en Metz nog eens genoemd worden, terwijl van
Straatsburg zelfs in 't geheel geene melding wordt gemaakt, zal mij, ge
loof ik, toegeven, dat ik, instede van uit de insluiting van Straatsburg,
Metz en Parijs de voorbeelden te halen voor de insluiting van den Kra
ton, het gebruik maken van die voorbeelden verworpen heb.
Mijne afkeuring van het wijzen op voorbeelden uit de Europeesche
oorlogen, heeft 67 eenvoudig tot de zijne gemaakt. Wat zou 67 wel
zeggen, wanneer ik tegenover den heer Borel tot zoo iets mijne toe
vlucht had genomen? Feitelijk, zoo beweert 67 almede, heb ik den hepr
Borel een verwijt gemaakt, dat hij niet met eenc Militaire Willemsorde
geboren werd. Onwaar! Onzin, zoo als 67 mij, doordat medetedeelen,
in den mond legt, heb ik niet op 't papier gebracht. Ik heb zelfs niet
gesproken over de Militaire Willemsorde in verband met den kapitein
Borel, Maar ik heb tot dien Officier, nadat ik o. m. gewezen had op het
woord „snorkende," door hem gebruik tot qualificatie der proclamatiën van
den Generaal Van Swieten, de volgende woorden gericht: „En wat be
treft uwe critiek van het beleid van hem, die het eerekruis der Militaire
Hij, die zich werkelijk beroept op Europeesche toestanden, is de heer Borel.—
Men zie wat hij op bladz. 89 en 90 schrijft over den Fransch-Duitschen oorlog',
„eene leerzame les voor onze te volgen gedragslijn in Atjeli."