DE ARTILLERIE DER INDISCHE BRIGADE, IN 1878 YOORGESTELD. {Repliek aan den Kapitein Gr. De Wijs). Ofschoon het tegen mij gerichte opstel Tan den kapitein De Wijs, Yoorkomende in N° 2 van dezen jaargang van het Indisch Militair Tijdschrift, in niet zeer heuschen stijl is geschreven, meen ik er toch op te moeten antwoorden om mij te zuiveren van den blaam van op pervlakkigheid en onkunde, dien de schrijver op mij heeft geworpen. Men beoordeelt mij ook geheel verkeerd wanneer men denktdat ik de Indische artillerie in een ongunstig daglicht heb willen stellen of laag op dat wapen neerzie; integendeel, ik koester er alle achting en sympathie voor en daarom betreur ik het, dat mijne bedoelingen niet beter zijn begrepen. Het wijzen op gebreken getuigt nog volstrekt niet van gering schatting. Mijne overtuiging stond vast, dat de veld- en bergbat- terijen in Indië niet naar behooren waren bewapend, en daarom meende ik een goed werk te doen met bij herhaling de algemeene aandacht op dit feit te vestigen, te meer daar ik wist hoe moeilijk het somtijds is om in Indië ingrijpende verbeteringen bij het leger tot stand gebracht te krijgen. Geen oogenblik is de gedachte bij mij opgekomen om iemand te krenkenen het zou mij leed doen wanneer mijne woorden daartoe onwillens aanleiding hebben gege ven. Toen ik in N° 7 van den „Militairen Spectator", jaargang 1878, de wenschelijkheid betoogde der invoering van een nieuwen vuurmond voor een eventueelen veldtocht tegen Atjeh; had ik uitsluitend de bewapening der artillerie van de Indische brigade op het oog. Yan het beginsel uitgaande, dat men die krijgsmacht in den kortst moge- 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 116