164
op Java. Art. 44. Zij zijn onderworpen aan het militair wetboek en het
Reglement van krijgstucht. Art. 45. Ook zijn op hen toepasselijk de
bepalingen, vervat in A. O. van 15 februari 1842N° 3betreffende het zich
in tijd van vrede verwijderen van de standplaats van het detachement.
Reglement voor de lijfwachten in de Vorstenlanden Soeraharta en Djol!•-
djokarta. Art. 46. Zij zijn onderworpen aan het Reglement van krijgs
tucht als ook aan de bepaling omtrent het zich in tijd van vrede ver
wijderen van de standplaats, voorkomende in A. O. 1842, N° 3.
Niettegenstaande bij A. O. 1874, N° 50 de Djajang-Sekar's en Lijfwach
ten-dragonders bij het regiment Oost-Indische kavallerie zijn ingelijfd, blijven
vorenstaande bepalingen van kracht voor hen, bedoeld bij 7, Bijl. La
A dier Alg. Order. Staatsblad N° 29 van 1849. Art. 15. Degene, die
zich aan eenig misdrijf schuldig maakt, waarvan de burgerrechter behoort
kennis te nemen, wordt uit de dienst ontslagen en aan dien rechter over
gegeven. In tijden van oorlog en onlusten, of zoodra de korpsen Pradjoe-
rit's worden verklaard op voet van oorlog, zullen alle feiten, uitsluitend
de militaire dienst betreffende, naar de militaire wetten beoordeeld en
bestraft worden, hetzij de schuldige al dan niet bij een der korpsen van
het leger is ingedeeld. De manschappen worden derhalve, vooral onder
zoodanige omstandigheden, met de krijgsartikelen bekend gemaakt. Art.
16. Wanneer onderofficieren of manschappen van het detachement zonder
permissie zich verder dan drie palen verwijderen van de hoofdplaats van
het regentschap, waartoe hun detachement behoort, zullen zij disciplinair
gestraft worden.
Artikel 14. A. O. 1848, N° 3, 5. Militairen zijn ten aanzien van
civiele zaken onderworpen aan den burgerrechter. Zij zijn aan dezelfde
manier van procedeeren onderworpenzonder dat het noodig isten hun
nen opzichte andere dan de gewone formaliteiten te bezigen. Het recht
van arrest (lijfsdwang, gijzeling) dat bij de 'civiele procesorde een iege
lijk verzekerd is, levert ook voor militairen geene uitzondering op, kun
nende zoodanige uitzondering alleen worden toegepast in geval van oorlog
wanneer de belangen van den staat geene belemmering in de dienst ge-
doogen. (Zie verder aanteekening op art. 88 R. L. en die bij den 2el'
titel, lle Hoofdstuk. R. L.).
Artikel 19. Omtrent de wijze, waarop de straffen ter kennisse komen
van de betrokken autoriteiten, alsmede den dag, waarop ze rekenen in te
gaan, leze men de aanteekeningen op artikel 219 R. L.
Artikel 21. Zie de aanteekening op artikel 48 C. W. omtrent militairen
die na ommekomst eener niet onteerende straf bij hun korps terugkomen,