264
bij voorkeur gebruik van den schuinschen marsch. Moet daarbij
echter een der vleugels eenigermate uitzwenken, dan wijst hij den
vleugelman van directie het nieuwe richtingspunt aan en ziet toe,
dat de manschappen der groep zich gaandeweg naar die nieuwe
sti ekking %oegen. Bestaat de linie uit meer dan ééne groep, dan
wordt de nieuwe richting aan de groep van directie gewezen en
moeten de andere groepen zich naar hare beweging regelen.
De veranderingen van directie bij eene linie, die retireert, ko
men niet voor. De generaal Lewal zegt omtrent de bewegingen
in het gevecht het volgende: „De troepen komen in actie in hun
ne gevechtsformatie, dat wil zeggen, dat zij zich ontwikkelen moe
ten vóór dat zij in het bereik van het geweervuur komen. Troepen,
die eenmaal in gevecht gebracht zijn, avanceeren, retireeren of hand
haven zich in eene stelling. De eenvoudige bewegingen voor- of
achterwaarts voldoen aan alle noodige combinatiën. Het groepeeren
tot den stormloop of den tegenweer wordt verkregen door een eenvou
dig sluiten van de tusschenruimten, terwijl intusschen voorwaarts
terrein gewonnen of teruggegaan wordt. Be frontveranderingen
bestaan sedert lang niet meer. Men voert ze uit door onmerkbare
wijzigingen in de directie. De bewegingen uit de flank, het samen
trekken en deploijeeren in het vuur moeten absoluut verboden worden.
De manoeuvres zullen dus zeldzaam en in elk geval zeer eenvoudig
zijn, wat een voordeel is, daar elke gecompliceerde beweging in het
gevecht onuitvoerbaar is. Die eenvoudige formatiën moeten nauwkeu
rig bepaald, volmaakt gekend en uit gewoonte toegepast worden."
(Wordt vervolgd.)
1 Augustus.