349 DE ALFOEREN IN HET NED.-INDISCHE LEGER. Eene repliek op het opstelvoorkomende in aflevering N° 2, jaargang 1878, van het Indisch Militair Tijdschrift. Met veel belangstelling heb ik die ruim drie jaren te Ternate met de'keuring der zoogenaamde Ternataansche Alfoeren belast was boven genoemd opstel omtrent de Alfoeren-kompagnie van het Ned.-Indische Leger gelezen. Aangezien echter in dat opstel eenige feiten vermeld worden, die in strijd zijn met de waarheid, zoo voel ik mij genoodzaakt, eerst daarop te repliceeren en daarna nog eenige bemerkingen er bij te voegen, gegrond op mijne ondervinding door langdurige observatie. Ik ben het met den schrijver van dit opstel volkomen eens, dat het mis lukken der genomen proeve met het oprichten eener Ternataansche- Alfoeren-kompagnie slechts te wijten is aan de minder goed gekozen maatregelen; en ook ik moet beamen, dat slechts een zeer klein gedeelte der zoogenaamde Alfoeren-kompagnie uit echte Alfoeren bestaat, on dat hot grootste gedeelte Ternataanschen ander vreemd gespuis is, dat hoegenaamd niets van de welbekende eigenschappen der echte Alfoeren bezit. Tegen de bewering echter van den geachten schrijverdat eene serieuse keuring van den officier van Gezondheid, die volgens zijne, schrijvers zienswijze zeer veel te wenschen heeft overgelaten en dus geene gunstige resultaten zoude opgeleverd hebben moet ik protest aanteekenenaangezien deze beschuldiging tegen mijn persoon gericht isen ik door de statistiek het bewijs kan leveren, dat die keuring, wat nauwgezetheid betreft, niets te wenschen heeft overgelaten. Ik kan gerust zeggen, dat bijna alle manschappen der zoogenaamde Alfoeren-kompagnie met uitzondering van een zeer klein gedeelte door mij gekeurd werden; ik fungeerde van af den 21en Mei 1876 tot en met den 29™ April 1877 als Eerstaanwezend Officier van Gezondheid te Ternate. Vermits de opstand van Danoe-Baba-Hassan op Halmaheira nog niet beëindigd was, werd op den 30en April 1876 de zoogenaamde Hongitocht der vereenigde Ternataansche en Tidoreesche vloot onderno men, bij welke gelegenheid ik deze, zoogenaamde, militaire excursie met een detachement van 75 bajonetten en 2 Officieren der Infanterie medemaakte. Gedurende dezen tijd en ook later, tengevolge van mijn vertrek naar het eiland Halmaheira (alwaar, na de onderwerping en gevangenneming van den opstandeling Danoe-Baba-IIassanverscheidene militaire posten, zooals te Galelcc, Patani, Bitjoli en Gani opgericht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 352