liet civiel element te velde. Men herinnert zich uit de vadorlandsche geschiedenis wat gedeputeer den te velde zijn geweest en welken noodlottigen invloed zij soms hebben uitgeoefend. Men weet ook, dat Nederlandsch-Indië het land is, waai de ambtenarij bij uitstek bloeit. Beoefen de Indische krijgsgeschiedenis en ge zultaandachtige lozer ontwarendat het nog zoo lang niet gele- dèn is, toen de Indische vijand bevochten werd door eene afdeeling troe pen, gekommandeerd door een officier, maar geleid door een civiel amb tenaar die den aanvoerder als het ware aan zich kluisterdetotdat onze leidsman het oogenblik gekomen achtte om de troepen los te laten zoo als men zijn bulhond op den lastigen aanvaller afzendt. Wordt ge, aan dien tijd denkende, niet wrevelig, toen zich civiele ambtenaren in het hoofdkwartier bevonden om, als aan den militairen bevelhebber toegevoegd, zich een deel van het gezag aan te matigen en vaak een stremmenden invloed op de operatiën van het leger te velde uit te oefenen? Geef die ambtenaren den titeldien gij wilt noemen het leger kent ze niet an ders dan onder dien van gecommiteerde te velde en veroordeelt met die qualificatie hunne benoeming tot die functie. Wat mag wel de reden zijn, dat de meesten dier ambtenaren bij het leger te velde niet popu lair zijn, ofschoon hunne diensten dikwijls noodig waren? Denk eens aan een Nahuijseen Franciseen Van den Bosscheeen Bakkersoen Be Scheemaker. Was het omdat die ambtenaren als onnoodig wer den beschouwd en belemmerend werkten of omdat de kastegeestdien men in elk leger vindt, de goede diensten, door hen bewezen, niet wil de erkennen? Is hot waar, dat waar het zwaard uit de schede is, de diplomatie moet zwijgen? Neen. Zoowel in Europa als in Indië gaan diplomatie ke en oorlogshandelingen samen, wisselen elkander af, soms zoo spoedig, dat men de werktuigen er van steeds bij de hand moet hebben. Perso nen, die het leger te volde volgen om, bij 'svijands aanbieding van on-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 357