A - 552 en been ook voor het Indische leger steeds oprechte belangstelling heeft getoond te bezitten. Het werk vinde daarom en voor de schrijvers en voor den uitgever, als belooning voor hunne wakkere daadeen ruim debiet en sclienke hun later moed en kracht, hunne handen aan een derden druk te slaan. Daar rekent het leger vast op. De hier bedoelde drie deelen moeten in de bibliotheek van ieder officier gevonden worden. Maar ook van inrichtingen, waar men officieren voor het Indische leger vormt. Het tweede deel is voor Indische officieren, die aan de Nederlandsche Krijgs school studeeren, van veel belang. De -waarheid over onze vestiging in Atjeh, door den Luitenant-Generaal JVan Sivieten, Adjudant des Konings en Staatsraad in buitengewone dienst. Zalt-BoraraelJoh. Noman en Zn. 1879. Men kan over den noodlottigen oorlog, waarin Indië sedert 1873 gedom peld is, een eigen oordeel hebben zonder daarom partyman te zijn en ten aanzien van andersdenkenden over te gaan tot handelingendie het rechtsgevoel kwetsen van het onbevooroordeelde publiek. Velen kunnen zich niet op dat standpunt plaatsen en zien voorbij dat ook voor Indië de geschiedenis niet herleid kan worden tot de geschiedenis van den dagen dat, zoo de schrijver van het hier aangekondigde werk, door zijne missie van 1873 en 1874, aan de verwachting van velen niet heeft kunnen beant woorden, het niet aangaat, hem, door negatie van zijn verleden, als ieder ander bevelhebber te behandelen, die zijn coup d'essai, geen coup de maitre vertoonde. Zelfs de tegenstanders van den Generaal Van Swieten erkennendat van égards zoo als Charras ze nog voor Napoléon I had in het boek van den Kapitein Borel meer sprake had kunnen wezen. Dat dit boek de steen des aanstoots van den Generaal zoude worden, was te voorzien. Ik geloof, dat hot dit tijdschrift is geweest, dat ge zegd heeft, dat het beter ware geweest, indien Kapitein Borel dat boek niet geschreven had. Zoo ja, dan is die meening juist geweest. De polemiek, die zich na de verschijning van dat werk ontsponnen heeft, bewijst de juistheid dier meening, waarin geene minachting in den vorm yan het afgezaagde: „een slecht boek, eene slechte daad," doch slechts

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 555