98 die vijftig patronen bij zich draagt, met slechts 5 X 0,0395 IvG. 0,1975 KG. meer wordt belast. Na van bet hiervoren medegedeelde kennis te hebben genomen, rijst, dunkt mijvan zelf de vraagof de invoering van den kogel Harsveldt met al den aankleve van dienook voor het Nederlanclsch-Indische leger gewenscht is. In een door mij in het jaar 1878 aan Z. E. don Minis ter van Koloniën ingediend rapport werd o. a. reeds van de te nemen en hier besproken proeven melding gemaakt, en gaf ik daarin te kennen, dat het mij niet wenscholijk voorkwamtot de verlenging van het werk zame schot voor het Nederlandse!-Indische leger over te gaan, omdat: le onze infanteristen reeds genoeg beladen zijn, en wij eerder naar middelen zouden moeten uitzien, om die belasting te verminderen; en 2C naar mijne meening voor het gros onzer Infanterie geen werkzaam schot boven de zes honderd pas wenschelijk is. Omtrent I zoude ik thans anders advisoerenwant nu de proeven af- geloopen zijn, en de totale vermeerdering in belasting op de vijf per man mode te voeren pakjes patronen slechts nagenoeg twee IiG. bedraagt, heeft dit argument zijne kracht verloren. Anders is het gesteld met II. Het motief, dat in Europa aanleiding heeft gegeven, de vuuruitwerking der geweren zoo hoog mogelijk op te voeren, is mijns inziens in Indië niet geldig; want van een Inlandschen vijand zal men in gewone om standigheden geen vuur op groote afstanden te wachten hebben, en bo vendien is het een eerste vereischte, dat de infanterist, die op verre af standen moet vuren, in staat zij om het vizier op den aangegeven afstand te plaatsen, en dit behoort voor een groot gedeelte der Nederlandsch-In dische Infanterie tot do vrome wenschen, daar dit gedeelte geene cijfers kent, terwijl de inrichting van het vizier voor groote afstanden in do verleiding brengt, op grooter afstand te laten vuren dan met een te ver wachten resultaat en een spaarzaam munitieverbruik is overeen te bren gen. In dat rapport stelde ik zelfs voor om het vizier van het achterlaad- geweer klein kaliber, dat nu, zooals bekend is, is verdeeld tot 1200 pas van 63 cM., geheel weg te nemen en op het voetstuk aan te brengen een standvizier voor den afstand van 200 pas, dienende tevens voor den afstand van 100 pas, eene korte klep voor 300 en eene langere voor 500 pas; welke beide kleppen voorzien moesten zijn van eene schuif, die, op geschoven, respectievelijk gelegenheid gaf, om op 400 en 600 pas te rich ten. Dan alleen zoude hot mogelijk zijn om in het gevecht te beoor- deelen of de infanterist van de voor den opgegeven afstand noodige rich-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 106