99 tingsmiddclen gebruik maakt, en zoude men door de schietoefeningen op afstanden boven de 600 pas to laten vervallen, des te meer oefeningen op 600 pas en daarbeneden kunnen houden. In verhouding tot de getalsterkte der Infanterie, behooren de goede schutters in het Nederlandsch-Indische leger tot de uitzonderingen, maar zij zijn er toch; en alleen voor hen, die toonen, lusten aanleg te hebben, en dat proefondervindelijk bewijzen, maar ook voor hen alleen, is het aeliterlaadgcweer klein kaliber met een vizier, dat tot op 1200 pas is in gedeeld, in Nederlandsch-Indië aan te bevelen. Die goede schutters zou den over de kompagniön van een bataillon moeten worden verdeeld ter speciale beschikking van kompagnies- en bataillonskommandanten. Eenige doeltreffende schoten op groote afstanden boezemen een vijand ontzag in, evenals een groot aantal niet treffers hem overmoedig maakt. Wordt overigens daar, waar het mogelijk is, steeds in knielende of lig gende houding gevuurd, op afstanden grooter dan 300 pas, dan wordt daardoor de trefkans werkelijk vergroot, zooals blijken kan uit onder staande tabel, ontleend aan het „Yoorschrift, betreffende de wapenen en de schietoefeningen dor Infanterie." [Zie bladz. 183 en 181 van „De kogelbaan der getrokken vuurwapens", door J. Van Dam van Isselt, 'silage, 1876.] Dracht in Bestreken ruimte in passen, bij eene hoogte dor vizierlijn boven den grond van passen van 75 cM. 1 Meter. 0 Meter. Yoor. Achter. Totaal. Totaal. 100 100 152 252 100 200 200 124 324 200 300 300 92 392 300 400 85 64 149 400 500 58 49 107 500 enz. enz. Uit deze tabel is tevens te zien, dat men bij het vuur beneden de 300 pas beter doet, een liooger mikpunt te nemen, en in het algemeen, dat het verkeerd is, om den schutter te gewonnen, steeds aan te leggen op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 107