106
achten wij gunstig. Toch kunnen wij de opmerking niet weerhouden,
dat het ons zonderling voorkomt, dat bij de Artillerie voor het schieten
te paard geen prijs wordt gegeven, en meonon wij dat daarom herziening
van dit gedeelte (§96 en verder) noodig is.
Ook 95 is bij de Artillerie van nagenoeg geeno beteekcnis, wanneer
men nagaat, dat volgens de formatie van eene veldbatterij 20 schutters
aan de oefeningen deelnemen, en daarvoor dan f 3 beschikbaar komt.
In aanmerking nemende, dat men uitsluitend met leader te doen heeft,
is het zeker vreemd, daarmede lust en ijver bij het schieten op te
wekken en gaande te houden, en alzoo het doel der oefeningen het
vormen van goede schutters te bevorderen. Wij zouden liever bij de
Artillerie deze fondsen besteed zien tot hot onderhouden der schijven,
en wat de belooningon betreft eene geheel nieuwe regeling zien invoeren.
Het is moeilijk, twee geheel ongelijkslachtige grootheden to vergelijken,
en wat de oefeningen van den revolver betreftmeencn wij dat dit met
Genietroepen en Artillerie het geval is.
Behoudens enkele drukfouten, bij de correctie over het hoofd gezien
zooals bl. 20, regel 26, bl. 29, regel 11, bl. 46, regel 5, trof het ons,
dat in 79 wederom van pistoolschieten wordt gesproken, terwijl overigens
deze benaming, o. L zeer ten onrechte, uit het reglement geweerd is.
Ook in het model der aanteekeningen van gedane schoten is eene fout
ingeslopen bij den korporaal C, en wel in de derde serie van zijne schoten
op 20 pas. Na het schieten van 3.2.2.2., was het hem niet mogelijk moor,
in twee schoten negen punten te krijgen, en had dus de serie hier moeten
worden afgebroken en de volgende 3 op do nieuwe serie aangeteekend.
Ware dit geschied, dan zou hij bij de volgende serie nog geen vol
doend aantal punten hebben verkregen om op 25 pas over te gaan
zooals nu wel het geval is.
Tot ons leedwezen vinden wij in het gehcele voorschrift nergens eenige
opheldering aangaande plaat II, en komt ons dit vreemd voor. Wij vinden
er overigens eene bevestiging in van het door ons gezegde, dat voor goede
schutters eene schijf van 0,5 M2 voldoende is. Yan de teekening van
de scherpe patroon, voorkomende op plaat I, kunnen wij de opmerking
niet weerhouden, dat wij twijfelen of het aanbeeldje, geplaatst volgens
de teekening, van ecnig nut zou zijn. Het mist toch allen steun in liet
komvormige ondergedeelte van de patroon, en zal door de slagpin naar
binnen worden gedreven, zonder het fulminaat te ontsteken.
J. O. Z.