100 worden, bestaan echter nog altijd. Wij vragen waarom? Een gevolg daarvan is, dat nog altijd ééne kompagnie aan de formatie van het 18° bataillon Infanterie ontbreekt. Verward is do legerformatie. Sedert twee jaren, lezen we, bestaat een plan „voor do geheele her ziening der normale formatie van het leger", d. i. de formatie van 1853. Is het tijdstip daarvoor gunstig gekozen? Zou niet gewacht behooren te worden tot de pacificatie van Atjeh? Eu behoort dan do legerfor matie geen verband te houden met het sedert twee jaren in bewerking zijnde plan van defensie? Of zal ook dit plan eenvoudig ter zijde wor den gelegd en in plaats daarvan worden genomen een vrijzinnig han delsstelsel, met een politioleger, zoo als de oud-minister De Waal wil Ook goedmits de Regeering zegtwat ze wil. De reorganisatie der Cavalerie tot 2 veld-oskadrons blijft eene groote militaire (wel is waar geeno financieelefout, waarvan de gevolgen ver strekkende zullen wezen. Aan den tegenwoordigen Minister de verantwoordelijkheid van dien maatregel. Gelukkig, dat „eene beslissing nopens dit voorstel wordt aangehouden, tot dat de liooger vermelde herziening dor legerformatie tot stand komt." Moge de tegenwoordige legerkommandant zoodanige argumenten kunnen vindon om de Regeering van haar onoordeelkundig besluit terug te doen keeren. Indien echter do voorgestelde inkrimping der Cavalerie tot stand moet komen, vragen we of er niet gerekend moet worden op een depót op het blijven bestaan van de detachementen lijftvachten dragonders te SoeraJcarta en Djokdjalcartaop het detachement Cavalerie te Makassar, dat aldaar, sedert 1817 opgericht, onmisbaar is; op een eskadron in Atjeh, waar de Cavalerie getoond heeft, op hare plaats te kunnen zijn? Heeft de Regeering bovendien uit een staatsrechtelijk oogpunt het recht, het Indisch gouvernement „aan te schrijven om de Cavalerie niet compleet te houden overeenkomstig de cijfers harer tegenwoordige formatie, maar hare sterkte geleidelijk te doen dalen tot de voorgestelde formatiecijfers (18 officieren en 386 minderen)", zoolang hot Koninklijk besluit van 16 Augustus 1873, K° 85, Indisch Staatsblad N° 271, kracht van wet heeft Iets nieuws is in dit verslag de rubriek Militair Onderwijs. Yeel zaaks is het echter niet. De geschiedenis van dat onderwijs sedert 1875 wordt bovendien zeer onvolledig, en eenzijdig, d. i. volgens het stand punt der Regeering gegeven. Terwijl door den legerkommandant o. m. voorstellen waren gedaan om ook in Indië eene kaderschool voor de Infanterie op te richten, en de opleiding voor officier en voor kader niet samen kunnen gaan, verkondigt de wijsheid van den steller van het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 117