117 voor alle aangelegenheden, liet leger betreffende, aansprakelijk en die aan sprakelijkheid aan den Gouverneur-Generaal verschuldigd is. Do positie van den Legerkommandant moet op zuiver militair terrein ongeschonden blijven, d. w. z. hij alleen, en niemand anders, is de militaire adviseur van den Gouverneur-Generaal. Wordt dit beginsel zuiver toegepast, dan zal de verhouding tusschen beide hooge staatsdienaren de ware zijn, dan zal bij het Departement van Oorlog en ook in het kabinet van den Op- perlandvoogd gemakkelijker en aangenamer gewerkt worden, dan zal ook do verantwoordelijkheid van den Gouverneur-Generaal meer op den Kom- mandant van het leger overgaan, naarmate de eerste moet worden geacht, minder bekend te zijn met militaire aangelegenheden. Dit is de theoriehet ideaal. Maar nu de praktijk, de werkelijkheid. Deze leeren ons, dat ieder Legerkommandant gedrukt wordt door den be kenden centralisatiegeest en de onmiddolijk in verband daarmede staande heerschappij der bureaucratie. Treft men een Gouverneur-Generaal aan, die staatsmansbeleid aan helder doorzicht paart, dan kan men eene milde opvatting verwachten van de betrekking des Logerkommandants, maar heeft men er een, die zijne eigene verantwoordelijkheid in den engsten zin op vat, dan is do zelfstandigheid van den Legerkommandant eene utopie. En daar nu een Gouverneur-Generaal onmogelijk alles zelf kan nagaan, is hij verplicht, de beoordeeling der adviezen van den Legerkommandant aan anderen over te laten. En deze zijn geene deskundigen, maar mannen, die, onbekend met militaire instellingen en aangelegenheden, zeer vaak ver keerd oordeelen. Zoodoende is allengs de heerschappij der bureaucratie over het leger ontstaan; en zij, wier opinie bij den Gouverneur-Generaal steeds ingang vindt, worden ten laatste aanmatigend en heerschzuchtig, al oefenen zij slechts eene gesluierde macht uit. Onder die omstandigheden is de betrekking van Legerkommandant voor iemand, die haar met ambitie en warme toewijding voor de belangen van het leger aanvaardde, ondragelijk. Op de beste zijner voorstellen moet hij tegenover het, niet-deskundig, civiel (bureau-) element in allerlei naieve explicatiën komen, do voor deskundigen niet noodige inlichtingen verschaffen, en ten einde de leeken niet te kwetsendwalingen, die den deskundige doen lachen, met een vernis van gewicht bestrijden. Wat zijn de gevolgen biervan? Schade voor de algemeenc belangen der dienst. De Gouverneur-Generaal, eenmaal de opinie van zijne niet- deskundige adviseurs omhelsd hebbende, zal, ongelijk beseffende, dit niet spoedig tegenover den Legerkommandant erkennen; een psychologisch verschijnseldat trouwens overalmaar vooral in het autocratisch gere-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 125