118 geerde Indië zeer algemeen is. De eerbiedigste protesten van den Kom- mandant van liet leger tegen de z. e. verkeerde beslissing van den Gou verneur-Generaal baten dan niets en worden soms nog euvel opgenomen. En ten slotte valt het feit te constateerondat er nog altijd niet-deskun- dige adviseurs gevonden worden, die zich beijveren om de adviezen van den Legerkommandant aan de scherpste critiek te onderwerpen, in de hoop dat de Opperlandvoogd hen als zeer verdienstelijke en bekwame ambtenaren zal signaleeren. Ziedaar de staats- en administratief-rcchtelijke ondergeschiktheid van den Kommandant van het leger. Een ieder wachte zich dus voor ver keerde gevolgtrekkingen in de beoordeeling omtrent de wijze van beharti ging der legerbelangen door hem, die daarvoor aansprakelijk is gesteld. Die ondergeschiktheid is het criteriumwaaraan de positie van dezen opperofficier moet worden getoetst. Lees de art. 42 en 43 E. E. In alle omstandigheden wordt zij steeds op den voorgrond gesteld. Lees ook art. 68 E. E. Daarom bestaat er voor Ned.-Indiê nog altijd geene wettelijke re geling van den staat van oorlog en beleg. Het civiel element erkent niet gaarne, zij het ook slechts tijdelijk, dat het militair boven hot civiel ge zag kan staan. Atjeli b. v. Hoe geheel andersinBritsch-Indië! Eeeds in 1824 gaf het Britsch-Indisch staatsrecht een ander antecedent te dien opzichte-. Toen gold reeds de bepaling„If howewer the colony should he invaded or assailed by a foreign enemy and become the scene of active military operations, the power of the civil government, to issue any such orders, will he suspended, and during any such emergency the officier in command of His Majesty's Land Forces will upon his own responsability and without reference to the orders of the civil governor act in such manner as he may consider necessary for the defence of the colony." En de liedendaagsche mutiny act bevat bijna dezelfde bepaling. Strenge gehoorzaamheid en blinde ondergeschiktheid kunnen echter daar, waar zij tegen de krijgskundige wetenschap aandruischen, veel na deel aan het leger veroorzaken. En in het leger, waarbij „do onder geschiktheid de ziel van de militaire dienst is", zijn meer mannen van het karakter van D'Er Ion dan van De Perponcher. Niet ieder aanvoer der zal daarom de theorie willen omhelzen, die ter zake zoo schoon werd verkondigd in een der krijgshistorische geschriften van den Generaal Knoop. Het was daarom bij de samenstelling van het tegenwoordige Eegeeringsreglement, dat de Heer Storm van 's Gravesande, lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal, zich verplicht zag, in eene nota zijne ideëen te ontwikkelen, om, ook afgaande op hetgeen het beleid van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 126