141
door op deze kust, en veroorzaakt, ook bij kalm weder, zulk eene bran
ding, dat het landen met sloepen op de open kust onmogelijk is. Alleen
kleine, uitsluitend voor dit doel vervaardigde eenipans visschersprauw-
tjes, die op de zuidkust van Djokdjakarta en in de verschillende aan
wezige baaien aangetroffen worden, kunnen bij kalm weder door de
branding komen. Dat ook deze prauwtjes nog dikwijls dagen achter
een verhinderd worden, zee te kiezen, blijkt uit eene aanteekening iii
den reeds genoemden „Zeemansgids", die in eene noot vermeldt, hoe in
1834, toen de schoener Iris bij Brosot op lager wal zat, gedurende
eenige dagen slechts éénmaal gelegenheid bestond, een visscher aan
boord te zenden. Reeden en ankerplaatsen worden volgens den „Zee
mansgids" op het beschouwde gedeelte der zuidkust dan ook alleen
gevonden: in de baai van Pangoel; in de baai van Patjitan; in de
haven van Tjilatjap en in de Schildpaddenbaai, behalve in den oost-
moeson met eenigszins stevigen wind en hooge zee. Wel vormt de
westzijde van Karang Bolong van Bagelen bij de dessa Djetis eenigs
zins een opper, die het landen bij die plaats minder gevaarlijk maakt
dan op andere plaatsen langs de kust, doch genoemd voorgebergte
steekt niet genoeg uit om eene voldoende beschutting voor schepen
aan te bieden. De beste ankerplaats in de Schildpaddenbaai is achter
het oosteinde van Noesa Rembang anDe gepensioneerde Kolonel
Jh'. Be Vaijnes van Brakell beweert in zijn werk „De verdediging-
van Nederlandsch-Indie 1863: „het is eene sedert eenige jaren pas
ontdekte daadzaak, dat de Schildpaddenbaai gedurende den westmoeson
eene veilige haven aanbiedt voor de grootste vloot, die men zich
denken kan. "V olgens den loods te Tjilatjapen de visschers in
den omtrek van die plaats, is eene landing slechts mogelijk westwaarts
van de monding der Kali Serajoe, en dan nog alleen bij kalm weer.
Het eiland Java is van de grens der Preanger regentschappen tot de
grens der residentie Madioen ruim 350 KM. lang, en heeft over dat gedeel
te eene breedte van 90 tot ruim 195 KM. Het wordt over de lengte
■van de Pieanger regentschappen tot den Goenoeng Pralioe doorsneden
door eene bergketen, die in den Slamat (3427 M.), den Pogo Djembangan
(2177 M.), den Boetak (2221 M.) en den Goenoeng Pralioe (2558 M.)
hare hoogste toppen heeft, doch overigens tusschen de 745 en 2000 M.