161 richten. Wij zien verder, dat, naarmate men schrijvers van jongeren datum in handen neemt, zij meer en meer streven naar concentra tie van macht op bedoelde punten, en daarbij minder groote eischen stellen aan de verdediging in West- en Oost Java, ten einde in Midden Java met meer kracht te kunnen optreden. Wanneer wij nu nagaan, dat, volgens de plannen, waarbij het leger op het kleinste aantal punten is samengetrokken, voorzeker ook het geringste aantal Cavalerie voor het verrichten van de verkenningsdienst vereischt wordtdan behoeven wij tot het beantwoorden van gestelde vraag alleen zulke plannen ter sprake te brengen. De eenige schrijver nu, die de" verdediging in het „Tijdschrift voor ÏTederlandsch-Indië", jaargang 1869, zijne denkbeelden ontwikkeld heeft. Zijne bijdrage is voor ons van te meer gewicht, wijl daarin de officieele plannen ter verdediging besproken worden, en wijl de Regeering later bij het aanleggen en opheffen van sommige versterkingen meermalen overeenkomstig zijne voorstel len gehandeld heeft. Yolgens genoemden schrijver nu beoogde het officieele verdedigings plan in 1869 eene hoofd verdediging in Midden Javagepaard aan een gelijktijdig optreden in het oostelijk en westelijk gedeelte van dat eiland. De schrijver zelf stemt daarmede in, doch dringt aan op het bestemmen van een gering aantal troepen, voor den tegenstand, die bij Batavia en Soerabaja geboden moet worden, en op het meer con- centreeren der overige strijdkrachten in Midden Java door het op heffen van eenige nuttelooze en daardoor schadelijke verster kingen. Het bieden van weerstand te Batavia en Soerabaja wordt dus vol gens beide plannen noodig geacht, en zal bij het vooruitzicht, dat eerlang spoorwegen deze beide plaatsen met Midden Java zullen verbinden, in latere plannen wel steeds opgenomen worden, op grond van de be weegredenen, reeds vroeger door ons ontwikkeld. Hoe men nu de tevens op concentratie van macht aandringt, a is de Heer Xdie 11 Indien wij het recht hadden, den naam van den anoniemen schrijver te openharen, zou het blijken, dat hij een man van groot gezag is, die in het Indische leger eene hooge betrekking bekleed heeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 169