171 heeft opgenomen in zijn reeds meermalen door ons genoemd werk. Wij zullen er dus thans toe overgaan, in algemeene trekken aan te geven, wat na de vaststelling van het stelsel van 1853 voor de ver dediging werd gedaan. Aan de werken te Soerabaja werd tot 1861 doorgewerkt; in de reduitstelling achter de Toentanglinie Banjoe Biroewerd troepen- logies gebouwd. Na langdurige correspondentie werd in 1864 (F) de kustbatterij te Tjilatjap onderhanden genomendeze is thans voltooid, doch zonder de vroeger noodig geachte versterking aan de landzijde. Na 1870 werden de strandverdedigingswerken te Batavia en Sama- rang verbeterd. Omtrent de versterking van Batavia werd het door den Koning verlangde onderzoek ingesteld. Uit dat onderzoek bleek o. a., dat de versterking van Batavia en die van Buitenzorg beide zeer kost baar zouden zijn, (ruim 7 millioen gulden) zoodat eene geheele en permanente verplaatsing van den zetel van bestuur nog goedkooper zou uitkomen. Dit verslag gaf in Nederland aanleiding tot adviezen van den Hertog van Saxen- Weimardie aan zijne vroegere denkbeelden, boven me degedeeld, vasthield, en van den toenmaligen Minister van Oorlog, Baron Forstner van Dambenoy. Deze wilde Java's verdediging geheel op die van Batavia concentreeren, omdatindien deze stad in 's vijands handen valt, de verdediging verlamd zal zijn bij de inlandsche vorsten en bij de bevolking toch heerscht de meening, dat hij, die van Ba- tavia uit zijne bevelen geeftde rechtmatige meester is van het geheele eiland. Het overbrengen van den bestuurszetel naar Buitenzorg zou eene eeuw voor de uitvoering vorderen; de particuliere belangen der inwoners van Batavia zouden te veel worden geschaad. Om deze redenen wilde de Minister van Oorlog geheel Batavia op eene kolossale manier versterken (eene vesting met 30 fronten en eenige gedetacheerde forten!) en het geheele mobiele leger doen dienen om deze vesting' te verdedigen. Deze redeneeringen hebben (gelukkig!) geen invloed gehad op de defensiekwestie. Maar wij vermelden ze hier, omdat zij tot wederlegging kunnen dienen van de meening des Heeren Weitzel„dat het zoo goed zou zijn als de Minister van Oorlog belast was met het beleid der Indische krijgszaken" (blz. 39). Wij komen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 179