voor liet burgerlijk bestuur (het beleid der militaire zaken wenschte Daenclels zelf te blijven voeren) als zijne tijdelijke vervangers zouden optreden. De verwarring, welke ontstond, toen in 1811 de zetel des bestuurs naar Buitenzorg werd overgebracht, is geschetst door JeanChretien Baucl. Wij vinden daarvan in het werk van Mr. P. Mijer over dezen staatsman het ondervolgeude opgeteekend: „Op Zondag den vierden Augustus 1811 verscheen de Fngelsche expedi tionaire vloot op de reede van Bataviaen dit was het sein voor den Gouverneur-Generaal Janssensom zich met de personen tot zijn Huis behoorende, te begeven naar de versterkte legerplaats Meester-Cornellsterwijl de ambtenaren van het algemeen bestuur zich binnen 's lands verwijderden met medeneming van eenige hoog noodige retroacta. Yan het gros der archieven en van elkander verwijderd, ontbraken de middelen en het gevorderd overleg 0111 zaken van gewigt op eene geregelde wijze te kunnen onderzoeken 011 beslissen. Het nog voortdurend bestaan van het algemeen bestuur openbaarde zich dan ook uitsluitend door het uitvaardigen van bevolen van militairen aard. De autoriteiten, verstoken van de gewone cor respondentie met de hoofdadministraliewaren wel verpligt volgens eigen inzigten te handelen. Eene stelselmatige en met kracht geor ganiseerde centralisatie werd alzoo op eenmaal vernietigd en vervangen door een geïmproviseerd zelfbestuur. De gevolgen hiervan waren dat reeds voor dat de Fransche heerschappij voor de Britsche wa penen had moeten bukken, allerwege het gevoel van hare onmagt en van hare naderende ontbinding bestond, blijkbaar uit het vol slagen gemis aan veiligheid voor personen en goederen eu in de misdadendie dagelijks in de Bataviasche ommelanden straffeloos werden gepleegd." Die verwarring zal thans bij de uitbreiding, die ons bestuur sedert heeft ondergaan, in veel sterkere mate tot waar schuwing kunnen strekken om het niet te laten aankomen op de „tijdige, tijdelijke verplaatsing van den bestuurszetel" in oorlogstijd. In het bovenstaande hebben wij kortelijk aangegeven, in hoever de Nederlanders zich tot 1815 met de verdediging van Java tegen een buitenlandschen vijand hebben ingelaten. Laat ons thans zien, wat na 1815 geschiedde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 17