204
voor Nederlandsche staf-en hoofdofficieren noodig en voldoende wordt
geacht, te meer daar hunne kennis der omliggende vreemde landen
in Azië, enz. en van sommige Europeesche legers en vloten ook al niet
minder mag zijn, dan wat de Nederlandsche officieren moeten weten
van BelgiëDuitschlandenz. Maar wat denkt J. D. S. toch wel
van het hoofd van een Indisch stafofficier? Deze zou evenveel van
Nederland met zijne omliggende rijken moeten weten als do Neder
landsche Generale stafofficier en bovendien daarna alles van Inclië
moeten leeren kennen met de nabijgelegen landen, hetwelk reeds
eene studie gedurende zijne geheele militaire loopbaan vordert.
J. D. S. doet de vraag: „Zou voor ons, Nederlandersde strijd
met Atjeh niet nog met veel grooter bezwaren gepaard gaan, dan*
thans reeds het geval is, indien onze tegenstanders de kracht der
inundatiestellingen kenden en in toepassing wisten te brengen? Gij
antwoordt ja? Welnu, zal dan de Indische officier te velde bij den
aanval of de verdediging van positiën en stellingen nooit op inunda
tiemiddelen hebben te letten, om die overeenkomstig het Indische terrein
en de Indische omstandigheden te gebruiken? Zoo ja, dan kan het zeker
geen kwaad, dat hij kennis neme van de Hollandsclie inundatiemiddelen."
Wie gij is, die ja antwoordt, is ons onbekend; zulk een persoon
zou aan ons het bewijs leveren, dat hij, bij onbekendheid mot Atjeh's
teneinde kaart van dat land niet kan lezen en zich geene voor
stelling kan maken van zulk eene landstreek, of geen begrip heeft
van het daarstellen van behoorlijk werkende Nederlandsche inundatie
middelen. Leidt J. D. S. dit denkbeeld misschien af uit de tijdelijke
overstroomingen in Atjeh na veelvuldige en zware regens? Dit is
niet aan te nemen van een gewezen Nederlandsch genieofficier.
Maar aangenomen, dat zulk eene inundatiestelling in Atjeh mogelijk
ware, wat beteekent dan nog die vraag? Wat zal J. D. S. ant
woorden op het volgende: Indien de Atjehers een goed gevormd
en behoorlijk uitgerust leger hadden gehad en uitstekend gebruik
hadden wéten te maken van het achtergelegen begroeide bergach
tige terrein (welke veronderstelling niet zoo verkeerd zou geweest zijn)
wat hadden wij dan gedaan met dat kleine aantal veldtroepen, dat-
zoovele hulpmiddelen voor eene geregelde oorlogvoering moest missen
Indien geheel Indië tegen ons ware opgestaan, wat had dan het