a. BiA.
Het prijsschieten hij de Indische Infanterie.
Twee jaren achtereen waren wij in de gelegenheid, het prijsschieten
bij te wonen, bedoeld bij het „Voorschrift betreffende de wapens en schiet
oefeningen, enz." Beide jaren deed zich het verschijnsel voor, dat, over
't algemeen, de oudste en beste schutters den prijs niet behaalden. Waar
aan is dit toe te schrijven? Naar onze meening aan de ter zake bestaande
moeilijke bepalingen.
Volgens 24 van dat voorschrift wordt er op 400, 300 en 200 pas
geschoten op eene ellipsvormige schijf. Die schijf is 0,5 M. breed en 1
M. hoog. Daar er echter bij de oefeningen der le, 2e en 3e klasse geene.
ellipsvormige schijf gebruikt wordt, krijgen de manschappen bij hot prijs
schieten in eens eene schijf, welke hun vroeger, nagenoeg, onbekend
was. Alleen de scherpschutters worden, volgens punt 4, bladz. 94 van
het voorschrift, in het schieten op zulk eene schijf geoefend.
Nu zou dus hieruit moeten volgen, dat bij het prijsschieten de scherp
schutters een groot voordeel boven de schutters der le klasse hebben.
Dit is echter blijkbaar het geval niet.
Wij begrijpen evenwel niet, waarom de samenstellers van het voorschrift
zoodanige schijf en de daarbij voorgeschreven afstanden bij het prijsschie
ten hebben gekozen. Die schijf toch is op 400 pas zeer moeilijk te treffen
en doet zich op dien afstand nagenoeg als eene kopschijf voor.
Bij ons kwam daarom het denkbeeld op of de samenstellers van het
voorschrift het prijsschieten wellicht als eene oefening wenschten beschouwd
te hebben. Allen toch, die geschoten hebben, weten, dat het schot op
300 pas op de eenmansschijf van 0,5 M. breedte reeds zeer lastig is.
Lastiger en moeilijker wordt dat schot op 400 pas op eene kleinere schijf,
en dat nog wel bij het prijsschieten, wanneer er zoovele omstandigheden
aanwezig zijn, die den schutter abnormaal maken.
Naar onze meening moet een schutter, die het geheele jaar door goed
geschoten heeft, ook bij het prijsschieten bijna de zekerheid hebben,