- 249 -
ons Weitzel op bladz. 158, I® deel, van zijn werk: „Voel schade
kon men hem niet toebrengen door de afwezigheid der ruiterij, die
eerst later aankwamdewijl zij de rivier iets hooger langs eeno door
Holmberg opgespoorde waadbare plaats had moeten overtrekken."
Gebrek aan Cavalerie was oorzaakdat Dipo Negoro op den 20™
Juli 1826 bij gelegenheid der overvalling van zijn bivak niet ge
vangen werd genomen.
Gebrek aan Cavalerie was oorzaak, dat de kolonne van den Ka
pitein Van Geen den 28™ Augustus 1826 bij haren terugtocht van
Delangoe zoo nabij door den vijand bestookt werd.
Met slechts tien ruiters zien wij toch den Luitenant De Latredie
ter verkenning van Kalitan gezonden wasaan de kolonne eenigszins
lucht verschaffen. Wij zien na zijn vertrek, dat de vijand zich
weer herstelt, de kolonne op nieuw hevig bestookt, en niet afdeinst
voor dat do Kolonel Cochins met eenige ruiterij ter ondersteuning oprukt.
De expeditiën op Celebeswaarbij onze Cavalerie eene rol van aan
belang vervuldebepalen zich voor zoover wij weten tot de expeditie
naar Tanette in Juni 1826, de tweede Bonische expeditie en den
tocht naar de Toeratealanden.
Bij den aanval, die den 9™ Juni 1826 op de versterkte en op een
rots gelegen stad Tanette gedaan werdkon de Cavalerie (50 sabels)
uit den aard der zaak niet in haren eigenlijken werkkring optreden,
doch bracht zijzooals ons Gerlach in zijne „Fastes militaires des
Indes-Orientales Neerlandaises" verhaaltden vijand toch nog gevoe
lige verliezen toedoor hem bij zijn aftocht uit Tanette te voet te
bestrijden. Yier dagen na den val dezer plaats echter trad de Ca
valerie in hare ware rol op bij het doen van verkenningen in het
binnenlandwaar zij door het verslaan der vijandelijke Cavalerie do
overwinning voltooide, het verblijf van den vorst van Tanettedie
haar ter nauwernood ontkwam, verbrandde, en 'svijands Artillerie
en eene aanzienlijke hoeveelheid kruit buitmaakte.
Bij de tweede expeditie naar Boni dankte men het volkomen succes
dat verkregen werd, grootendeels aan het optreden der Cavalerie, die
den vijand van zijn terugtochtsweg naar het sterke Pasempa afsneed.
Do beschrijving is overgenomen uit liot werk: „De Bonische expeditiën" door
M. T. II. Perelaer.