HET VERBAND VervolgZie afl. No. 2) II. Het verband der beide legers. Om het verband der beide legers te verzekeren wil, J. D. S. (zoo als wij in het 1° gedeelte van ons artikel hebben aangevoerd) de levende strijdkrachten van den Staat (waarmede Nederland met zijne koloniën en bezittingen wordt bedoeld) verdoelen in 1. een militieleger (uitsluitend voor leger), en 2. eene staande armee, gesplitst in 2 deelen a. de Indo-N'ederlandsche strijdkrachten, waartoe behooren alle inrichtingen van onderwijs en opleiding voor officieren, kader en minderen, eene vermomde Indische brigadeeen korps Mariniers en het koloniaal werfdepot; en b. de Koloniale armee. Met andere woorden dusin Indië een politielegerdat geheel afhankelijk moet zijn van de militaire hulpbronnen in Nederland! En om dat stelsel zooveel mogelijk onveranderd te doen blijven, zouden de beginselen van legervorming, kadervorming, onderwijs en pensioenwezen door wetten moeten vastgesteld worden. Door wetten dus, geldend voor Nederland en Indië te gelijk. Behalve dat dit stelsel, naar onze meening, in strijd is met het Nederlandsche positieve staatsrecht, hetwelk geheel berust op de Grondwet en de organieke wetten, en met de teederste belangen van Nederland en TUSSCHEN

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 271