268 van 1848 (1) hebben min of meer, dan wel uitsluitend betrekking op Ned.-Indië. Maar wat overigens die G. W. is voor Nederland moet het Reglement op het beleid der Regeering van Ned.-Indië door de Kamers aangenomen en door 's Konings bekrachtiging den 2on September 1854 tot "Wet verheven, beschouwd worden te zijn voor de Nederlandsche bezittingen in Azië. Wanneer wij dus de tegenwoordige staatsrechtelijke verhouding tusschen de beide Nederlandsclie legers willen nagaan, dan dient die, met gelijktijdige historische interpretatie, in de eerste en voornaamste plaats gezocht te worden in de G. W. en in het R. R., welker be ginselen, als passende bij het karakter der bevolking van het Rijk en van zijne Koloniën of bezittingen, zeer verschillend zijn. Zoo heeft bijv. voor Nederland de Koning slechts de uitvoering van de wetten, en kan hij alleen de onderwerpen, waardoor in den wet- telijken toestand van de ingezetenen geene verandering worden ge bracht, bij besluit regelen; doch in Indië kan de Koning of H. D. Vertegenwoordiger alles bij besluit of ordonnantie regelen, behalve hetgeen bepaaldelijk in de Grondwet wordt vermeld, dat bij eene ivet moet vastgesteld worden. Ook de wijze van afkondiging dier wetten en Koninklijke besluiten voor de algemeene maatregelen vau inwen dig bestuur van den Staat (wij bedoelen, in overeenstemming met de G. W., alleen Nederland) voor Nederland bepaald bij de art. 116 en 117 G. W., verschilt met hetgeen is voorgeschreven in art. 33 en 32 R. R. voor in Indië kracht van wet erlangende bepalingen, Koninklijke en Gouvernements-besluiten (vermeld in art. 20 R. R.) van „de bezittingen van den Staat." De geschiedenis der wording en der uitbreiding van het Nederlandseh Staatscommissie 1848, art. 98. 1S44. art. 100. G. W. 1840, art: 106. Gr. W. 1815, art. 105. G. W. 1798, art. 68. Alle besluiten van liet vertegenwoordigend Lichaam moeten, om kracht van wet te hebben, in do form, bij het Reglement (Lett. B, art. IS 32) voorgeschreven, door de Eorste Kamer voorgesteld, en door de Tweede Kamer be krachtigd zijn. (1) Art. 1, 55, 57, 59, 60, 72, 118, 159, 178 en 185. art. 104.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 276