269 -
gezag- in den Indischen archipel is eene geheel andere dan die Tan
Nederlanden met die geschiedenis staan de aard, het doel en de
vorming der legers alsmede de defensie van Nederland en van zijne
Koloniën in onmiddelijk verhand. Zijn deze voor de heide legers ver
schillend dan is het hrengen van heider belangen onder eene zelfde
wet onmogelijk, tenzij die van het eene leger moeten opgeofferd
worden aan het welzijn van het andere, waardoor he.t nimmer geheel
of hoogstens ten deele aan zijne bestemming zal kunnen voldoen.
Die verschillen worden in de G. W. gehuldigd en zijn als gevolg
daarvan in het 11. R. opgenomen.
Het geheel 8e hoofdstuk van de G. W. over de defensie (wet. 177
189) is in het R. R. tot het artikel 113 teruggebracht, hetwelk zoo
wel op Inlanders als Europeanen van toepassing is. Yan dat 8e hoofd
stuk hebben alleen de art. 178 en 185 eenige betrekking op Ned. Indië.
Art. 178 schrijft voor, dat vrijwilligers van het Nederlandsehe leger
ook naar Indië kunnen gezonden worden; art. 185 vermeldt, dat zulks
niet het geval is met de lotelingen bij de militie te land, dan met
hunne toestemming (1) hetwelk overeenkomt mot de zienswijze der
samenstellers van de grondwet in 1814 en 1815, dat Ned-Indië geen
deel, maar wel eene bezitting is van Nederland.
(1) Art. 178. Do Koning zorgt, dat er ten allen tijde eene toereikende Zee- en
Landmacht onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligers, hetzij inboorlingen of
vreemdelingen om te dienen in of buiten Europa naar de omstandigheden.
G. W. 1840, art. 202
art. 178.
G, W. 1815, art. 204
G. "W. 1814, art. 122. Diensvolgens is het ook ten allen tijde eene der eerste zorgen
van den Souvereinen Yorst, dat er eene toereikende Zee- en Landmacht onderhouden
worde, aangeworven uit vrijwilligers, hetzij inboorlingen of vreemden, ten einde te
dienen in of buiten Europanaar de omstandigheden.
Art. 185. De lotelingen bij de militie te land mogen, niet dan met liünnc toestem
ming naar de Koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen worden
gezonden.
Commissie 1848, art. 176. De lotelingon bij de militie te land mogen niet dan met
hunne toestemming naar de overzeesehe bezittingen worden gezonden.
1844, art. 177. De militie te land mag in geen geval naar de Overzeesehe bezittingen
worden gezonden.
G. W. 1840, art, 208. De militie mag nimmer en in geen geval naar de Koloniën
worden gezonden.
G. W. 1815, art. 120 art. 208, 1840.