271 - leger worden zij zeker niet ingedeeld) dienst doen bij minder ge oefende Nederlandsche afdeelingen. Het vereenigen in vredestijd van de vrijwilligers bij één korps (van meer korpsen zal wel nimmer sprake zijn dan kort na een oorlog in Nederlandwanneer de vrijwilligers nog moeten blijven dienen of dit bij voorkeur doen, omdat zij door den oorlog niet meer tot het stillere burgerlijke leven willen terugkearen) kan niet anders dan gewensclit zijn voor het Nederlandsche leger; maar zulk een korps zalwanneer het bekend wordtdat de manschappen niet in de door hen verlangde garnizoenen kunnen geplaatst worden, en zoo noodig naar Indië moeten vertrekken, zeer zwak zijn en waarschijnlijk te niet gaan in Nederlandwanneer niet hoogere handgeldenbetere soldijen en andere lokmiddelen worden gegeven. En wie moet al die uitgaven bekostigen? Natuurlijk de Nederlandsche schatkist uit de Indische baten, waartoe het motief wordt gevonden uit de omstandig heid, dat deze troepen te eeniger tijd naar Indië kunnen gezonden worden. De Roo van Alderwerelt, de groote voorstander van eene Indische brigadeschreef in een uitstekend artikel, getiteld „Het Nederlandsche leger volgens de Grondwet," voorkomende in de „Bij dragen tot de kennis van het staats-, provinciaal en gemeentebestuur in Nederlandhet volgende: „Wij wenschen ons te vrijwaren voor de beschuldiging, die gewoonlijk een ieder treft, wiens streven liét is, tot de hervorming van bestaande, door de gewoonte geheiligde toestanden te geraken. Wij willen dus do voordeelen van de aanwezigheid hier te lande van georganiseerde korpsen vrijwilligers, geschikt om oogenblikkelijk naar Indië te worden gezonden niet te hoog schattenen wij beginnen dus met de erkenningdat het nut der uitzending van zulke korpsen niet zelden grootei" wordt opgegeven dan het werkelijk is. Men heeft gezegddat die korpsen van dienst zouden kunnen zijn bij de verdediging van de koloniën tegen een buiten- landschen vijand. Dit kan slechts waar zijn voor het niet zeer waar schijnlijke geval, dat do koloniën worden aangevallen, zonder dat tevens het moederland wordt bedreigd; want worden wij in ons eigen land aan getast, dan zal het natuurlijk niemand in de gedachte komeneen gedeelte der hier aanwezige troepen naar Indië te zenden. Een aanval op de koloniën alleen en zonder dat Nederland zelf bedreigd wordt, behoort echter tot de mogelijkheden; men denke slechts aan de Vereenigde Staten en in een meer verwijderd tijdstip aan Australië. Voor dit geval kan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 279