276 grondwet). Maar zijne beschouwingen komen ons overigens zeer juist voor, want al hadden wuj geene militie, dan zou het aantal vrijwil ligers toch niet sterk toenemen, en de militaire dienst zeker in nog minder aanzien zijn. En nu de weinige vrijwilligers over het mili- tieleger zijn verspreid, bestaat er meer grond om minder tegenzin bij den minderen man voor „het wapenambacht" te veronderstel len, dan wanneer dit niet het geval ware. Dat uit een staathuis houdkundig oogpunt eene staande armee in Nederland boven een militieleger zou zijn te verkiezen, leidt geen twijfel, doch dit is eene on mogelijkheid door de tegenwoordig bestaande toestanden in Europaen doet ook hier niets ter zake af. Nederland heeft sedert een 60tal jaren geen afzonderlijk staand leger naast het militieleger gewild, acht hot bestaan er van onmogelijk, zoolang andere legers den algemeenen of gedeeltelijken dienstplicht handhaven, ja zelfs invoeren; en niet dan door buitengewone verandering der Europeesche toestanden zal daarin wijziging zijn te brengen. De Roo van Alderwerelt heeft steeds gestreden tegen de vereeni- ging van het staande leger en de militie en daarvoor dikwerf goede gronden aangehaaldmaar hij zelf moest op het laatst erkennendat in de laatste 40 jaren het getal vrijwilligers voortdurend is afgenomen dat er steeds gebrek aan zulke soldaten heeft bestaan en dat zonder aanmerkelijke verandering en verbetering der positie (hij wilde bijv. geene handgelden, maar aan den soldaat, bij zijn vertrek uit het leger, eene som geven als schadeloosstelling voor het „tijdelijk gemis zijner vrijheid," terwijl hij het zoover wilde voeren dat men het in Nederland als eene „eer" zal gaan beschouwenvrijwillig dienst te hebben genomen) er zeer spoedig weinigen meer zullen te vinden zijn. Yoor het Indische leger zullen zich vrijwilligers blijven aanmelden, mits zij niet in Nederland behoeven te blijven; doet men dit wel, dan zal ook deze bron spoedig voor het Indische leger hoogst on voldoende blijken te zijn. Eene splitsing van een militieleger en de staande armee in Nederland, is grondwettig, doch o. i. onmogelijk in de uitvoering, al moge J. D. S. nog zulke fraaie theoretische beschouwingen daarover houden. Maar al ware het mogelijk, dan zouden daardoor niet weinig de finanticcle belangen van Nederland (van Irulië behoeven wij niet te spreken)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 284