277 - benadeeld worden door de voortdurend vermeerderende uitgaven van bot Ministerie van Oorlog, zonder dat daardoor de belangen van do Nederlandsche defensie (voor de Indische defensie zou die splitsing weinig voordeelenmaar veel nadeelen opleveren) in gelijke mate konden gebaat worden. Maar ongrondwettig zou het zijn, het Indische leger (door J. D. S. de koloniale arméë genoemd) te brengen onder de staande armêe van Ne derland, want de twee fundamenteele wettenvoor de beide deelen des Rijks, de Gr. W. en het R. R., erkennen twee geheel verschillende legers voor één nationaal belang. In 1814 wilde Van Hogendorp alleen, dat de wet het ontslag der officieren in Nederland kon regelen, doch de commissie vereenigde zich daar niet mede en wilde alles aan den Koning overlaten en voegde alleen aan dit artikel (art. 39, Gr. W. 1814) toe: „desnoods ontslagen". In 1815 is het woord „desnoods" weggelaten, terwijl de commissie in 1848 alles door de wet wilde geregeld zien, benoe ming, ontslag en pensioen. Dit kan niet anders dan een zuiver beginsel genoemd worden, doch op aandrang van de Regeering werd de benoeming aan den Koning gelaten. Art. 58, G. W. zegt: „De Koning heeft het oppergezag over zee- en landmacht." „De militaire officieren worden door Hem benoemd. Zij worden door Hem bevorderd, ontslagen of op pensioen gesteld, volgens de regels door de wet te bepalen." „De pensioenen worden door de wet geregeld." Onder zee- en landmacht, vroeger „vloot en legerbehoort niet het Indische legerwant de Koning bevordert, ontslaat of stelt niet op pen sioen de Indische officieren volgens de regels, door de wet bepaald, welke wet van 28 Augustus 1851 (Ked. staatsbl. 126, 129) alleen op het Nederlandsche leger betrekking heeft. Volgens dat art. heeft de Ko ning alleen het oppergezag over de Kon. Ned. Marine en het Neder landsche leger, niet over het Indische leger. Dit verkrijgt de Koning eerst door art. 59, G. W., terwijl als gevolg daarvan volgens art. 42. R. R. de Gouverneur-Generaal de opperbevelhebber is van de in Ned.-Indië aanwezige landmacht. Hij benoemt officieren, terwijl zij bevor derd en ontslagen worden, op den voet, bij algemeene verordening be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 285