278 paald, ton einde „liet beginsel te huldigen, dat do zaak niet eigen machtig door den Gouverneur-Generaal mocht worden geregeld of veranderd." Die verordening is het „Regclment omtrent de bevorderinghet ontslag en het op non-activiteit stellen van de Europeesche officieren der in Ned'-Inclië aanwezige landmachtvast gesteld bij Kon. besluit dd. 24 November 1859, N°. 69 [A. O. N°. 13 van 1860] nadat door de Regeering in Juni 1854 was verklaard: dat zij de overtuiging miste, dat aan eene regeling der militaire bevorde ringen en pensioenen in Ned.-Indië door de Wet toen reeds behoefte bestond. Maar al waren deze teedere belangen van het Indische leger door eene wet verzekerddan nog zouden de bepalingen daarvan geheel andere moeten zijn dan die voor het Nederlandsche Leger, omdat do aard der legers verschilt. Ongeveer twee derde van de vereischte aanvulling voor het Indische leger wordt in Indië zelf verkregenterwijl in het overige j door aan werving in Nederland wordt voorzien, door eene daarvoor bestaande militaire instellingonder hot Ministerie van Oorlogin overleg met het Ministerie van Koloniën. Die werving moge nu en dan in Nederland eenige stagnatie, ja, misschien soms weinig modewerking van eenige korpschefs in Nederland ondervinden, zeker is het, dat daarin geene verbetering is te wachten door het brengen van die wer ving onder de Nederlandsche staande arméeof beter gezegd onder hot Ministerie van Oorlog; want eigenbelang en eigene verantwoor delijkheid zullen dan weinig nutmaar veel nadeel stichten tot staving waarvan waarlijk geene voorbeelden behoeven aangehaald te worden. Men dcnke maar eens aan de wijze van aanvulling in Nederland van het Indisch officierskorps, waarbij van het Ministerie van Oorlog en soms ook van dat van Marine weinig medewerking valt te con- stateeren. Alleen samenwerking der ministeriën van landsverdediging kunnen Nederland en de Koloniën ton goede komen. De benoeming in Nederland van officieren voor het Indische leger geschiedt door den Koning op voordracht van de Ministers van Oorlog en Koloniën. Dat de aspiranten voor den officiersrang in Nederland en in Indië op dezelfde inrichtingen worden opgeleidhad vroeger voor Memorie van beantwoording van den Minister van Koloniën van «Juni 1854.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 286