285
nog 2<le klasse, en velen zullen het met mij eens zijn, dat de grond
slag voor die berekening niet bijna ongeloofelijk, maar ongelooflijk is.
In alle diensttakken is het slechts een gering aantal ambtenaren of
officieren, dat na 20 jarigen diensttijd zijn ontslag neemt. En waar
om zou dat dan bij de militaire apothekers ook niet het geval zijn?
En dat is het ook, want hadden de beide hoofdofficieren van
het apothekerscorps niet reeds in 1879 hun pensioen verdiend en
hebben zij de dienst toen reeds verlaten? En zijn de oudste eerste
klasse apothekers, die den majoorsrang willen bereiken, voornemens
na verdiend pensioen de dienst te verlaten? Immers neen! Een
voorgaande eerste apotheker lste klasse is immers ook eenige jaren na
zijn verplichten diensttijd gebleven?
Geene juiste berekening voor de promotie der tegenwoordige apo
thekers 2de klasse valt te maken, doch velen zullen het met mij eens
zijn, indien ik, in plaats van een 17 a 18 jarigen diensttijd, een
tijd van 19 a 20 jaren aanneem om de schitterende promotie van apo
theker 2de klasse tot apotheker lste klasse te maken, om dien rang te berei
ken, die door officieren van de Genie, Artillerie, Infanterie en Militaire
administratie na 8 tot 11 jarigen diensttijd, zonder examen, bereikt wordt.
Eindelijk tot apotheker lste klasse aangesteld, heeft hij zijn hoogsten
rang wel bereikt, want 't is maar voor weinigen weggelegd, den hoofd
officiersrang te bereiken; weinigen zeg ik, want het corps telt één
hoofdofficier op 22 subalternen.
Toen door het groote gebrek aan officieren, in de eerste plaats
bij de Genie, het geval zich voordeed, dat een lste luitenant met 7
jarigen diensttijd voor den kapiteinsrang voorgedragen werd, kwam
spoedig de algemeene bepaling, van den Legercommandant in strijd
met de bepalingen in de Regeling op de bevordering (A. O. No. 13
van 1860)dat geen luitenant tot kapitein aangesteld kon worden,
alvorens hij acht dienstjaren als officier had. Die bepaling moet
waarschijnlijk daaraan toegeschreven wordendat aan de officieren
met korter diensttijd in 't algemeen nog geene voldoende praktische
kennis toegeschreven werd, om als kapitein werkzaam te kunnen zijn.
Doch vergeten werd, eene veel billijker bepaling te maken, nl. aan
die luitenants, die wel geschikt waren, promotie te maken, na een zeker
aantal jaren, zij het dan ook niet den kapiteinsrang, dan toch ten