21
aan die verplaatsing geen gevolg te geven, stelt men het behoud
van Javaja dat van geheel Indiëin de waagschaal.
Het is opvallenddat noch Van den Boschnoch Van der Wijck,
noch een der tot critiek bevoegde beoordeelaren van hunue plannen
hebben gesproken van het prestige van Bataviadat het maakt tot
de plaats, waarmede, zooals de Heer Weitzel zegt, naar de begrippen
der Inlanders, „ons zijn in Indië staat of valt"; en waardoor met het
verlies van Batavia „de Neclerlandsche naam zijne majesteit zal ver
liezen en voor den Inlander het uur geslagen zal zijn om zich te ver
staan met onze vijanden."
Met het verlies van Batavia in oorlogstijdals het dan nog zetel
van bestuur is,ja, dan fcan de Heer Weitzel gelijk hebbenmaar
zou werkelijk een verstandig mensch willen beweren, dat de bevelen
van den Gouverneur-Generaal minder worden gehoorzaamd nu zij komen
van Buitenzorg in plaats van uit Bataviadat er opstand of wat
ook zou komen,- indienin vollen vredede Gouverneur-Generaal
verkiezen zouvan Batavia of Buitenzorg naar midden-Jam te ver
huizen? Neen, er is geene sprake van den val van Bataviamaar van
den val van den bestuurszetelis deze laatste gevallendan is
wellicht het uur geslagen, waarvan de Heer Weitzel spreekt. Maar
juist daarom moet de bestuurszetel op eene veiliger plaats liggen dan
thans het geval isnu ligt zij open en bloot voor den vijand.
Wij zullen in een volgend hoofdstuk de beschouwingen van den
Heer Weitzel nog nader bespreken. Maar wij merken hier toch
op, dat noch Van den Bosch, noch Van der Wijck, noch een der
andere autoriteiten van hun tijd, er zooals straks gezegd eenig
bezwaar in hebben gezien, dat Batavia zijn „prestige" over de inboor
lingen zou verliezen. Zou dan dat argument niet later pour le besoin
de la cause zijn uitgedacht? Ook voor den Inlander geldt het, dat
hij meer zal letten op de rechtvaardigheid en de doelmatigheid van
de bevelendie hij ontvangtdan op de plaats van waar die bevelen
komen
Het zij ons vergundten aanzien van dit onderwerp nog ten slotte
eene aanhaling te doen uit het reeds genoemde werk van Brialmont:
„De zetel der Hegeering en der administratie, het middelpunt der