293 1 compagnie als tirailleurlinie, 1 compagnie als soutienlinie, 2 compagnieën als hoofcltroep, 1 compagnie als reserve. „De opgegeven verhouding is volstrekt niet verbindend. Verschil lende omstandigheden oefenen daarop invloed uit. „Aan het oordeel en beleid van den bataljonscommandant wordt overgelaten, welke sterkte hij aan de verschillende onderdeelen geven wil. „De bataljonscommandant zorgt al dadelijk, enz. (Zie §50, Indi sche Tir. school.) De Nederlandsche schrijver geeft dus een normalen gevechtsvorm voor zijïi bataljon, zij het dan ook in zeer algemeene trekken. Waar om heeft de Indische navolger dat nu verzuimd te doen? Indien hij om voorbeelden voor een bataljon van vier compagnieën verlegen ware, behoefde hij slechts een Duitsch, Frcmsch, Belgisch of Zwit serse! reglement op te slaan, waarnaast hij nog de werken van Von Sclierff, Biistow, Von HoffmannVon Boguslawski, Lewal en anderen had kunnen raadplegen. Misschien is juist die grooto verscheidenheid wel de oorzaak geweest, dat hij geene keus hoeft durven doen. Toch had hij daardoor een goed werk verricht. Wij wezen bij de bespreking der 2e afdeeling de noodzakelijkheid en het nut van normale gevechtsvormon voor eene compagnie, en zijn vast overtuigd, dat deze evenzeer noodig zijn voor een bataljon. De tweede plaats, waar. de Indische van den Neclerlandschen schrijver afwijkt, is te vinden in 56. „Een bataljon, dat zelfstan dig verdedigend moet optreden, neemt bij het bezetten zijner stelling in 't algemeen de formatie aan, bedoeld in 50." Zóó lezen wij die in het Nederlandsche voorschrift en heeft zij recht van bestaan, omdat aldaar eene normale formatie wordt aangewezen. De Indische samen steller heeft er zich van afgemaakt door te verwijzen naar 49, alwaar echter gcene normale sterkte voor elk deel-bepaald wordt, maar slechts de liniën genoemd worden, waarin een bataljon zich oplossen moet. Wij wenschen nu achtereenvolgens de paragrafen dezer afdeeling aan een critisch onderzoek te onderwerpen. Wij zouden het beter gewonden hebben als de 3° afdeeling nog in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 301