302 sproken meer van twee compagnieën, die op de vóórlinie (tirailleurs en soutiens) volgen en waarvan naar omstandigheden eene compagnie later die vóórlinie versterkt. Zij bespreken in hunne studiën, zooals wij reeds vroeger opmerkten, hoofdzakelijk de gevechten van groote troepenafdeelingen, en kunnen ons in dit geval minder tot leiddraad strekken. Daarentegen bepaalt het Duitsche reglement, dat eene compagnie in reserve moet blijven, en vooral in het defensief zoolang mogelijk moet worden teruggehouden. De Duitsche leerboeken van Meckel en Von Lettow-Vorbeclc stemmen hiermede overeen; de laatstgenoemde geeft echter vier verschillende vormen voor een bataljon, waarvan de laatste gelijk is aan de door ons gekozene. De afstand, waarop de bataljonsreserve volgt, wordt in het regle ment van den hoofdtroep gerekend en bepaald tusschen 500 en 800 pas. Von Sclierff bepaalt dien afstand op dezelfde wijze. (In den oor- spronkelijken tekst staat echter 800 a 500 pas.) Maar deze schrijver laat tusschen den hoofdtroep der 1" slaglinie en de reserve of 3° slag linie nog eene tweede slaglinie volgen op 300 pas achter de eerste. Zijne formatie kan dus nooit op een geïsoleerd bataljon toepasselijk zijn; het reglement heeft een verkeerd voorbeeld gekozen. Andere schrijvers bepalen dien afstand op 300 pas a 300 meters. Lewal volgt naar ons oordeel de beste methode. Hij leidt dien afstand uit de vuuruitwerking der vijandelijke Infanterie af en begroot hem op 1000 M. Als de reserve dus op dien afstand van de vijan delijke tiraillourlinie blijft, zal zij weinig verliezen lijden en zal zij dicht genoeg achter de eigen troepen volgen om bij tijds haar steun te verleenen; volgens hem moet de bataljonsreserve een normalen afstand van 220 M. van de compagniesreserven onderhouden. Tegen over een Inlandschen vijand zou derhalve de afstand van 500 a 800 pas veel te groot zijn en met het oog op zijne eigenaardige vechtwijze en het Indische terrein zelfs gevaarlijk kunnen worden. Bovendien achten wij het geenszins noodig, dat de bataljonsreserve reeds dadelijk op zekeren afstand van den hoofdtroep blijft. Gedurende de 1° periode van den aanval handelt de bataljonscommandant, naar ons oordeel, beter, als hij hoofdtroep en reserve bijeen houdt. Zoo wol het Indisch terrein als de Inlandsche vijand dwingen daartoe. Lcitfadcn für den Untcrricht der Taktik. Von Lettow-Vorbeck, 187b,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 310