319
benoemd worden, die volgens de wet de bevoegdheid van apotheker
bezitten. Ik verlang geen antwoord van den Minister, maar ik wensch4
alleen de zaak onder de aandacht van Zijne Excellentie te brengen."
Moge Zijne Excellentie ook ditmaal niet Oost-Inclisch doof zijn! Indië
heeft van zijne militaire apothekers mannen in de staatsdienst en do
maatschappij zien worden, op wie het trotsch mag zijn. De namen zijn bekend.
Wij zouden het met onze beschouwingen over do Indische legerbe-
grooting voor 1880 hierbij kunnen laten; want in de Eerste Kamer werd
daaromtrent niets gezegdware hot nietdat vóór de beraadslaging
over die begrooting twee onderwerpen besproken werden, voor dit leger
van het hoogste belang. Het eerste onderwerp kwam tor sprake bij de
beraadslaging over de IIIC afdeeling [Departement van Financiën] der
Indische begrooting en gold de verhooging der pensioenen van de Indische
officieren, welke sedert eindelijk tot stand is gekomen, wij willen hopen
tot alg-emeene tevredenheid bij het officierskorps. De afgevaardigde llut-
cjers van Rozenburg, die zoo als uit vroegere jaargangen van dit tijd
schrift blijken kan altijd een kampvechter is geweest voor de hoofdzake
lijk materieele belangen van dit leger, voerde daarover het woord en zeido
„Is men in Indië niet schroomvallig in het overschrijden der begrooting
bij wijze van credieten, men is er ook niet wars van het ongebruikt laten
van postenof van de zaken zoo te sturendat ongebruikt blijven posten der
begrooting, die daar ginds niet in den smaak vallen, zoo als het geval
schijnt te wezen met de verhooging van de pensioenen der officieren zonder
gelijktijdige verhooging van de pensioenen der hoofdofficieren. Omtrent
die zaak zeide de Minister Van Bossedie niet gewoon was, gelijk
het spreekwoord zegt, het geld over den balk te werpen, op bladz. 19
der Memorie van toelichting bij de begrooting van 1879 het volgende:
Officiers-pensioenenBij de wet van 29 Mei 1877 (Staatsblad No. 114) werden de
pensioenen der Necïerlandsche officieren aanmerkelijk verhoogd. Het gevolg daarvan
jsdat thans den Indischen officier in menig geval een geringer pensioen ten deel
valt dan zijn ranggenoot van het Nederlandsche leger toekomt, die onder overigens
gelijke bij-omstandigheden, niet langer dan vijfjaar in tropische gewesten gedeta
cheerd was. Deze onbillijkheid kan bezwaarlijk bestendigd worden".
„Een voorstel van de Indische Regering tot herziening der officierspensiocnen kan
de goedkeuring van het Opperbestuur niet wegdragenvermits hot algemeene ver
hooging der pensioenen beoogde, ook voor zoover de hoofdofficieren betreft, terwijl
het bovendien geenszins de genoemde onbillijkheid tegenover de subalterne officieren
wegnam. Thans is bij het Departement van Koloniën een nieuw ontwerp tot herzie
ning der officierspensioenen onderhanden, dat, na raadpleging der Indische Regering,
naar de ondergeteekende zich vleit, nog in 1879 in werking zal kunnen treden."
Dat schreef de Minister Van Bosse. Na hem trad de Heer Van Bees