324 betreft met genoegen uit het „Koloniaal verslag" zietdat de Regering er op bedacht is om gevolg te geven aan een vroeger geuiten wensch der Kamer tot het bouwen van kampementen voor de troepen in gezon der streken van Java, -onder andere in do Preanger, Magelang en elders, dan moet het om dezelfde reden zeer aanbeveling verdienen, ook den zetel van bestuur te Buitenzorg te vestigen." Wij willen voor ditmaal den oud-minister van Koloniën Fransen van de Putte dien onlogisclien gedachtengang en de ketterijen wel vergeven, waar aan hij zich in die speech heeft schuldig gemaakt; ketterijen allerminst van hem te verwachten. Wij zullen nu evenmin gronden aanvoeren tegen het divaze van hot denkbeeld om den zetel van bestuur te Buitenzorg te willen vestigen. De Majoor van de Genie Kielstra en de Kapitein van den Generalen staf Swart, twee mannen, die, krachtens hunne vroeger en later bekleede functiën, tot oordeelen bevoegd zijn, hebben onlangs in hunne degelijke, in dit tijdschrift .geplaatste opstellen o. i. afdoende aangetoond, ivaar de zetel van bestuur gevestigd behoort te zijn. Zij rekenden daarbij op een defensieplan voor een buitenlandschen vijand, dus op de mogelijkheiddat die vijand ook eens hier zal kunnen komen. De nieuwere richting in de Nederlandsche koloniale staatsmanswijsheid, waarvan de nog in leven zijnde banierdragersbij voorkomende geschikte gelegenheid, in dit tijdschrift een voor een in beschouwing genomen zullen worden, heeft echter, geheel omstrengeld door de klauwen van het cynisme in de koloniale politiek, zoo 'tschijnt, sedert eenige jaren met dien vijand eene voor 's lands financiën voordeelige overeenkomst gesloten, waardoor er voortaan gcene sprake van een buitenlandschen vijand meer zal kunnen wezen. Bekrompen denkbeeld, waarvan reeds munt geslagen is door zekere coterie, die dezen vijand durft noe men een der mythen uit de oud-koloniale politiek, geschikt om zoo spoedig mogelijk in een onzer musea van antiquiteiten te worden opge borgen zoo als onlangs het vroegere orgaan van den Heer Fransen van de Putte in de kritiek op het IIIe deel des Heeren De Waal's Onze Indische Financien" durfde verkondigen. Deze oud-minister is ook een van die staatslieden van hoogere orde welke over het leger in deze koloniën en de middelen om zich tegen dien buitenlandschen vijand te verdedigen, zeer eigenaardige ideeën hebben, om het zachtste woord te gebruiken. Ge tuige pag. 78—86 van dl. I zijner „Indische financien". Zoo gaarne zou ook hij, met zijn „vrijzinnig handelsstelsel", het beste stelsels oor hot behoud onzer koloniën, dien vijand een schrikbeeld noemen, waaraan wel het laatste gedacht zal worden. Doch de Minister van Koloniën van 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1880 | | pagina 332